Zunder belicht oprichting en samenstelling Herdenkingscomité

Naar aanleiding van de oprichting van het Nederlandse Herdenkingscomité Slavernijverleden, dat mede gestalte geeft aan de jaarlijkse nationale herdenking op 1 juli, is de vraag gerezen of en hoe Suriname zich hierin moet positioneren. Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname (NRCS) staat stil bij de samenstelling van het comité, de rol van Nederland, en de overwegingen die voor Suriname van belang kunnen zijn bij het al dan niet leveren van een vertegenwoordiger.Begin 2024 zijn de statuten van de Stichting Herdenkingscomité Slavernijverleden gepasseerd bij een notaris in Nederland, waarmee dit orgaan een formeel karakter heeft gekregen. Het initiatief voor de oprichting is genomen door de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Judith Uitermark (NSC), onder wiens ministerie dit comité ressorteert en wordt gefinancierd.Het bestuur van het Herdenkingscomité staat onder leiding van Annemarie van Elburg, die door het kabinet-Rutte IV is benoemd tot voorzitter na voordracht door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De overige leden zijn voorgedragen door Bonaire (N. Oleana), Curaçao (S. Ortega), Sint Maarten (R. Reyes), Sint Eustatius (R. Richardson), Saba (D. Whitfield) en het NINsee (Lilian Callender). Meerdere keren heeft de voorzitter van het comité aangegeven dat Aruba en Suriname nog geen vertegenwoordiger hebben voorgedragen, maar dat de uitnodiging daartoe openstaat en gesprekken met beide regeringen gaande zijn.Opvallend is dat het comité naast de voorzitter slechts één lid telt dat Nederland vertegenwoordigt. Eveneens opvallend is volgens Zunder het ontbreken van vertegenwoordigers van grassrootsorganisaties of jongeren uit de diaspora, terwijl juist deze groepen een belangrijke rol spelen in het maatschappelijke debat over erkenning, doorwerking en herstel van het slavernijverleden.Taken van het HerdenkingscomitéHet comité speelt een centrale rol bij de organisatie van de jaarlijkse nationale herdenking van het Nederlandse slavernijverleden op 1 juli in Amsterdam. Daarnaast ondersteunt het comité educatieve en maatschappelijke projecten die bijdragen aan het vergroten van kennis en bewustzijn over het slavernijverleden, de trans-Atlantische slavenhandel en de doorwerking ervan in het heden.Mogelijke positionering van SurinameDe Nederlandse beleidsvoerders lijken ervan uit te gaan dat Suriname een vertegenwoordiger zal voordragen voor het bestuur van het Herdenkingscomité. Daarover valt het volgende te zeggen:In 2001 nam de toenmalige regering van de Republiek Suriname, onder leiding van president Ronald Venetiaan, deel aan de Derde Internationale VN-conferentie tegen racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid in Durban, Zuid-Afrika. Ambassadeur Wim Udenhout verklaarde namens de Republiek Suriname dat:a. de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij onmiskenbaar misdaden tegen de menselijkheid waren en zijn;b. reparaties en compenserende maatregelen noodzakelijk zijn voor erkenning van het aangedane onrecht, het helingsproces en de versnelling van de ontwikkeling van de meest gemarginaliseerde groepen;c. financiële middelen beschikbaar moesten worden gesteld voor educatieve en bewustwordingsprogramma’s;d. Suriname voorstander is van herstelbetalingen voor het Nederlandse slavernijverleden.De Republiek Suriname heeft zich in 2013 en daarna als lid van de CARICOM verbonden aan het in 2014 ontwikkelde Tienpuntenprogramma voor Reparaties. Dit programma veronderstelt dat Suriname het CARICOM-standpunt uitdraagt in contacten met Nederland.Suriname is sinds 1975 een soevereine republiek. Deelname aan een Nederlands comité dat in wezen koninkrijksgericht is en hoofdzakelijk bestaat uit vertegenwoordigers van rijksdelen, miskent de staatkundige realiteit van de Surinaamse onafhankelijkheid. Institutioneel en juridisch past Suriname niet in dit bestuurlijke kader.Het comité vertoont neokoloniale trekken. De Nederlandse regering bood in december 2022 excuses aan voor het slavernijverleden, maar verklaarde kort daarna in de Tweede Kamer expliciet geen herstelbetalingen te zullen doen. Tegelijkertijd wordt Suriname uitgenodigd deel te nemen aan een herstelcomité dat onder Nederlandse controle en financiering valt. Dit is politiek onjuist en moreel onverantwoord.Surinaamse deelname aan dit comité zou de indruk kunnen wekken dat het land zich conformeert aan een Nederlands herdenkingskader dat wel erkenning biedt, maar herstelbewust uitsluit. Dat kan volgens Zunder schadelijk zijn voor de onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van het Surinaamse en Caribische herstelproces.Samenwerking op basis van gelijkwaardigheid wél mogelijkOp 12 november 2024 had een delegatie van de Nationale Reparatiecommissie Suriname (NRCS) een constructieve kennismaking met Elburg en enkele Nederlandse topambtenaren op de Nederlandse ambassade in Paramaribo. Tijdens dit overleg bevestigde de NRCS het CARICOM-standpunt en benadrukte dat samenwerking op het gebied van educatie, onderzoek en maatschappelijke bewustwording zinvol en wenselijk kan zijn, mits deze plaatsvindt op basis van gelijkwaardigheid en met respect voor de standpunten van Suriname en de bredere Caribische regio.Elburg bleek goed op de hoogte van het CARICOM Tienpuntenprogramma voor Reparaties. Het vraagstuk van een bestuurszetel namens Suriname werd ook besproken, maar terecht door de NRCS aangemerkt als een bevoegdheid van de Surinaamse regering. De NRCS maakte duidelijk dat zij hierover geen mandaat heeft, maar kondigde aan een onderbouwd, ongevraagd advies aan de Surinaamse regering uit te zullen brengen.