Vrijspraak geen deleteknop voor journalistiek

DE RECENTE VRIJSPRAAK van ondernemer Gerhard van den Bergh en zijn partner Asha Badal in de strafzaak rond het Kippie-project heeft opnieuw het spanningsveld tussen gerechtelijke uitspraken en journalistieke verslaggeving blootgelegd. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake is van verduistering van investeringskapitaal en kwalificeerde het geschil tussen de ondernemers van De Doksenclub en financier Vijay Kirpalani als een civielrechtelijke aangelegenheid. Het Openbaar Ministerie (OM) is het niet eens met de uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Wat volgde na de uitspraak is ronduit zorgwekkend. De redactie van de Ware Tijd, die de afgelopen jaren consequent en zorgvuldig heeft bericht over het conflict tussen de ondernemers en de financier, werd geconfronteerd met een merkwaardige eis, toen de krant Van den Bergh om een reactie vroeg naar aanleiding van het vonnis. De ondernemer stelde dat de Ware Tijd eerst alle artikelen over het dispuut en de strafzaak moest verwijderen van haar website en uit haar archieven, alvorens hij inhoudelijk zou reageren op de uitspraak. Doet de krant dat niet, dan spant hij een rechtszaak aan tegen de krant.

Censuur onder juridische dreiging is een route die de krant, in het belang van de persvrijheid, niet bewandelt

Deze poging om druk uit te oefenen op de pers is niet alleen principieel verwerpelijk, maar ook gevaarlijk. Media zijn er om het publiek te informeren over relevante maatschappelijke gebeurtenissen. En wanneer een ondernemer betrokken raakt bij een geschil dat leidt tot civiele én strafrechtelijke procedures, dan behoort dat onmiskenbaar tot het publieke domein.

Tijdens het journalistieke onderzoek heeft de Ware Tijd alle betrokken partijen, inclusief Van den Bergh zelf, ruimschoots de gelegenheid gegeven hun visie te geven. Sterker nog: de ondernemer heeft vrijwillig documenten en informatie aan de redactie verstrekt, in de hoop daarmee zijn gelijk te bewijzen. De krant heeft daarnaast de minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV), Kirpalani, De Surinaamsche Bank en andere relevante actoren in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te presenteren. Alle zienswijzen zijn volledig en transparant weergegeven in de verslaggeving. Dat Van den Bergh niet tevreden is met de conclusie van de artikelenserie van de Ware Tijd, mag de pers niet worden aangerekend.

De publicaties zijn niet gebaseerd op geruchten of eenzijdige interpretaties, maar op zorgvuldig verzamelde informatie, onderbouwd met documenten van de betrokkene zelf, rapporten van pluimveedeskundigen en oordelen van verschillende rechters. Zo wees een Canadese pluimveespecialist er in zijn rapport op dat Van den Bergh totaal niet de expertise had om het geïntegreerde kippenbedrijf dat werd beoogd te realiseren. Onafhankelijke consultants stelden vast dat niet het gehele geleende bedrag is geïnvesteerd in het Kippie-project, maar dat de ondernemer eerdere verliezen had gefinancierd en op deze wijze zich het geld van Kirpalani had toegeëigend. Ook bleek dat machines die waren bedoeld voor het Kippie-project, door de principalen van De Doksenclub onderhands zijn verkocht aan een ander lokaal pluimveebedrijf, Suribreed, ondanks dat De Doksenclub was veroordeeld om de machines aan Kirpalani terug te geven. De kortgedingrechter oordeelde dat het argument van dit pluimveebedrijf dat zij de machines ‘te goeder trouw’ had gekocht, geen stand houdt. Immers, de media hadden alles in de openbaarheid gebracht, waardoor de koper op de hoogte had moeten zijn van de verwikkelingen.

Ook de financiële gang van zaken riep vraagtekens op. Met medewerking van een lokale bank zouden Van den Bergh en Badal contant grote sommen geld hebben gestort en opgenomen, waarna Badal ruim 2,2 miljoen euro in cash naar Nederland vervoerde. Dit blijkt uit documentatie die de ondernemer zelf aan de krant heeft verstrekt. Of hier sprake is van witwassen zal een onderzoek van de autoriteiten moeten uitwijzen. De bank, waar deze gewraakte transacties hebben plaatsgevonden, heeft geen medewerking willen verlenen aan het onderzoek van het OM.

Bovendien tekende Van den Bergh contracten in Suriname op een moment dat hij in Nederland failliet was verklaard zonder dit te melden aan zijn zakenpartner. Dat roept niet alleen juridische, maar ook ethische vragen op. Uit documenten blijkt dat hij als wanbetaler van een schuld van 263.000 euro bij het bedrijf Olieberg BV en een schuld van 45.000 euro bij de ING Bank door de rechter failliet is verklaard. De reputatie van deze ondernemer roept grote vraagtekens op. Kirpalani heeft miljoenen dollars geïnvesteerd in het Kippie-project en van dit geld is geen spoor te bekennen. 

In plaats van enige vorm van zelfreflectie of verantwoordelijkheid, beschuldigt Van den Bergh inmiddels een breed spectrum aan actoren van kwade opzet: van de president en de minister van LVV tot rechters, journalisten, ondernemers, het OM, de accountant EY en de media die hem niet naar de mond praat. Iedereen is tegen hem, terwijl hij zelf niet in de spiegel kijkt.

Van den …