VRI Oppenheimer-schuldeisers aantrekkelijk voor investeerders

Suriname niet van plan die te verkopen of om te zetten in lening
PARAMARIBO – Het Value Recovery Instrument (VRI) dat is overeengekomen met schuldeisers op de internationale kapitaalmarkt is aantrekkelijk geworden voor investeerders, na goedkeuring van het definitieve investeringsbesluit voor de ontwikkeling van de olievelden in Block 58, gelegen voor de kust van Suriname. Zij hebben om dit financieel instrument, dat is overeengekomen met de aandeelhouders van Surinaamse staatsobligaties en beheerd door Oppenheimer over te kopen. De waarde van de VRI wordt geschat op bijna USD 300 miljoen.
In de huidige overeenkomst tussen de staat Suriname en de Oppenheimer-schuldeisers is vastgelegd dat naast de hernieuwde staatsobligatie van USD 650 miljoen, er tot 2050 ook een “bonus” van ongeveer USD 300 miljoen uit royalty’s zal worden betaald, mits de olieproductie in Block 58 daadwerkelijk van start gaat. De schuldeisers hebben aangeboden om ook deze VRI om te zetten in een nieuwe lening, een voorstel dat aanvankelijk de belangstelling van de regering had. Besloten is om dit toch niet te doen, maar de VRI liever binnen enkele jaren af te lossen met de verwachte inkomsten uit de olieproductie.
Andere investeerders hebben voorgesteld om de VRI over te nemen van Suriname via een “debt-for-nature swap”. Dit principe houdt in dat de VRI worden afgelost door deze om te zetten in lokale valuta, waarna de opbrengsten worden gebruikt om milieubeschermingsprojecten te financieren. Dit soort transacties wordt vaak aantrekkelijk geacht door landen met hoge schulden en aanzienlijke natuurlijke hulpbronnen, maar zijn bijna altijd goedkoper dan de werkelijke schuld. Ondanks de overweging van dit voorstel heeft de regering geconcludeerd dat het niet gunstig genoeg is voor de belangen van het land.
Minister van Financiën en Planning, Stanley Raghoebarsing, bevestigde dat de overheid geen plannen heeft om extra olie-gerelateerde financiële instrumenten te verkopen. “Er gaan stemmen op dat we extra fondsen nodig hebben en dat we de VRI willen verkopen. Maar die kant gaan we absoluut niet op.”…[+]