Suriname heeft te veel rijkdom om armoede te moeten ervaren. A model mus kenki!

Als voorzitter van BEP Buitenland voel ik mij geroepen om de Surinaamse kiezer aan te moedigen om niet aan de kantlijn te blijven staan, maar om de ontwikkeling van het land in handen te leggen van leiders die het menen met het volk. Toen we pas onafhankelijk werden, konden politici ons paaien met mooie woorden. Nu we straks 50 jaar onafhankelijk zijn, hebben we genoeg ervaring opgedaan om te weten waar we staan en wat we daadwerkelijk willen.
We naderen 50 jaar onafhankelijkheid en zouden veel verder moeten zijn in onze ontwikkeling. Met de vele rijkdommen die ons land bezit, zou het niet mogen dat een kleine bevolking van minder dan een miljoen mensen nog steeds armoede ervaart.
In dit kader zijn de aanstaande verkiezingen op 25 mei 2025 van bijzonder groot belang. We moeten bij onszelf te rade gaan wat de Surinaamse politiek ons tot nu toe aan ontwikkeling heeft gebracht. Suriname heeft miljarden aan ontwikkelingshulp ontvangen, meer dan honderd jaar bauxietindustrie gekend, miljarden verdiend aan de olie-industrie en goudmultinationals, en kleinere goudbedrijven die actief zijn in de goudsector.
Wat heeft de bevolking hier qua ontwikkeling aan overgehouden? Na vijftig jaar is ons onderwijs steeds verder achteruitgegaan. Verschillende sectoren blijven nagenoeg onbenut om onze verdiencapaciteit en werkgelegenheid te vergroten, denk bijvoorbeeld aan de visserij en de toerismesector. Verder is het ook niet gelukt om technologische innovatie daadwerkelijk te benutten. Er is bitter weinig motivatie voor sport, cultuur en talentontwikkeling. En de goudsector is nog steeds niet geordend. Actueel zijn ook de grondenrechten, die nog steeds niet in orde zijn, en een log overheidsapparaat dat maar niet gemoderniseerd kan worden.
Om hier verandering in te brengen, moeten we oog hebben voor de partij en het leiderschap die kunnen zorgen voor goed overheidsbestuur en een goede economische en sociale ontwikkeling. Het verbeteren van de kwaliteit van bestuur moet als een belangrijke prioriteit worden gezien om daadwerkelijke vooruitgang te brengen in het land. Dit is al decennialang een veelbesproken onderwerp: onze overheidsinstituten missen de capaciteit om serieuze plannen uit te voeren.
Projecten die in andere landen in één tot twee jaar worden uitgevoerd, nemen in Suriname veel meer tijd in beslag. Als voorbeeld noem ik de bouw van het DNA-gebouw, dat pas vorig jaar werd voltooid, terwijl het oorspronkelijke gebouw 25 jaar geleden door brand werd verwoest. Een ander voorbeeld is de bouw van het nieuwe hoofdbureau van politie, dat nu, na bijna 45 jaar, opnieuw wordt aangekondigd.
Economische vooruitgang moet ten goede komen aan ons allen. Er moet daarbij bijzondere aandacht zijn voor de sociaal zwakkeren, en tegelijkertijd moet de productie worden bevorderd.
Als internationaal ondernemer ben ik goed bekend met de Caribische markt. Ik ben van oordeel dat we de export binnen de Caricom moeten vergroten. Er zijn genoeg mogelijkheden voor onze kleine en middelgrote ondernemingen om zaken te doen op de Caricom-markt. Daar zit veel potentie in die benut moet worden, maar helaas is het in de afgelopen jaren vooral bij woorden gebleven of is er bitter weinig mee gedaan.
Wat decentralisatie van bestuur betreft, komt deze nog steeds te traag op gang – of beter gezegd: de centrale overheid houdt deze tegen. De grondwet moet worden nageleefd, zodat onze lokale besturen ook door het volk worden gekozen. Tot nu toe heeft geen enkele regering het aangedurfd om de districtscommissarissen door het volk te laten kiezen. Hierdoor houdt de centrale overheid in Paramaribo de ontwikkeling in de districten en het achterland in haar greep.
Eigen gekozen lokale besturen zouden in een betere positie zijn om gunstigere deals aan te gaan met bedrijven die economische activiteiten in hun gebieden uitvoeren. Te vaak moeten we constateren dat de inkomsten uit onze natuurlijke rijkdommen in Paramaribo terechtkomen, terwijl de districtsbevolking met lede ogen moet aanzien dat hun woongebieden basisvoorzieningen ontberen. Miljarden worden uit het binnenland gehaald, maar nog steeds zijn er geen goede sportfaciliteiten en wordt talentontwikkeling in het binnenland niet gestimuleerd.
Een andere belangrijke kwestie is de aanpak van de woningnood in Suriname. We moeten kiezen voor leiderschap dat deze problematiek met een moderne visie wil aanpakken. Mensen die het al moeilijk genoeg hebben, hebben volgens Jalink geen grond nodig, maar een dak boven hun hoofd. Woningbouwcoöperaties moeten worden opgezet die vanuit het districtsbestuur woningen bouwen en toewijzen aan belanghebbenden. Met de huurpenningen kunnen vervolgens meer woningen worden gebouwd, waardoor vooral de sociaal zwakkeren worden geholpen.
De veelbesproken olie- en gasindustrie zal geen verandering brengen in Suriname als we geen verandering brengen in de manier waarop we zaken aanpakken. Zonder verandering blijft het resultaat hetzelfde, en dat dient de ontwikkeling van ons land niet.
A model mus kenki!
Siegfried JalinkVoorzitter BEP Buitenland