Stiefmoederlijke behandeling onderwijs binnenland zorgt voor irritatie in DNA

door Wilfred Leeuwin
PARAMARIBO — Het is het jarenlange oude liedje: de stiefmoederlijke behandeling en de stelselmatige achterstelling van het onderwijs in het binnenland, zoals parlementariërs van de oppositie het noemen. Ze maakten donderdag in De Nationale Assemblee de regering het verwijt in de afgelopen vier jaar er niets aan te hebben gedaan.

Terwijl in Paramaribo het nieuwe schooljaar dinsdag ook al niet vlekkeloos is begonnen, weet niemand wanneer dat het geval zal zijn voor het binnenland. BEP-parlementariër Ronny Asabina afkomstig uit Brokopondo heeft donderdag tijdens de openbare vergadering over de komende volkstelling gevraagd om een speciale themavergadering over het onderwijs met de regering.

“Educatie is de sleutel om uit armoede te komen, maar we doen er niets aan”
NDP-parlementariërs Ebu Jones
Verschillende DNA-leden uitten hun misnoegen dat het – zoals altijd – weer mis gaat met het onderwijs in het binnenland. “Dat in het binnenland het onderwijsproces nog niet is opgestart, heeft allemaal te maken met de oneerlijke verdeling van het onderwijsbudget”, vond Asabina.
Hij wees erop dat bij de volkstelling ook wordt gevraagd naar de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs. “Onderwijsstandaarden gelden niet voor het kind dat woonachtig is in bepaalde delen van het land. Het kind van het binnenland blijft ook onder deze regering het kind van de rekening. Dit is onacceptabel, we hebben hier te maken met een sociaal onrecht en sociale uitsluiting”, aldus Asabina.
‘Bewust’ achterhouden
De BEP-parlementariër kreeg veel ondersteuning voor zijn spreekbeurt. Volgens fractiegenoot Remi Kanapé heeft het er alles van dat de kinderen van het binnnenland bewust achter worden gehouden. “Bij elk schoolkwartaal en de vakantie wordt het onderwjs in het binnenland laat opgestart. Als het geen late uitbetaling is aan schoolvervoeders, is het iets anders.” De volksvertegenwoordiger wilde van de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (OWC) weten welke concrete oplossing die heeft om het probleem voor eens en voor altijd op te lossen.
Harriët Ramdien van de VHP, die uit het onderwijsveld komt, deed een dringende oproep aan de regering om het onderwijsproces landelijk gelijktijdig en op dezelfde wijze te laten plaatsvinden. “Het zijn onze Surinaamse kinderen. Laten we de kinderen uit het binnenland een gelijke behandeling geven. Ik doe dat beroep op de regering.”
Ook Edgar Sampie (Abop) en andere DNA-leden uitten hun bezorgdheid. Sampie vond het “onbegrijpelijk” dat OWC niet kan zorgen voor simpele zaken als schoolmeubilair, een probleem dat zich jaarlijks voordoet.
Volgens NDP-parlementariër Wilsientje van Emden (NDP) ontstaat de indruk dat de regering niet eens weet hoeveel scholen er in het binnenland zijn en hoeveel leerkrachten er nodig zijn. Haar fractieleider, Rabin Parmessar, zei dat ook in Paramaribo vele zaken niet in orde zijn.
Hij gaf als voorbeeld leerlingen van Sophia’s Lust 1 die de school niet kunnen bezoeken door een gebrek aan leslokalen. “Op dit moment kunnen heel wat leerlingen niet worden ingeschreven, omdat er niet genoeg lokalen zijn gebouwd.” Fractiegenoot Ebu Jones: “Al de jaren dat ik in het parlement ben, is het hetzelfde liedje met het onderwijs.”
Kritiek op coalitie
Hij verweet de coalitieparlementariërs die zelf uit het binnenland komen ervan niet op te komen voor het belang van hun achterban of dat zij slechts een ‘show’ opvoeren, zonder daadwerkelijk druk uit te oefenen op de regering. “Educatie is de sleutel om uit armoede te komen, maar we doen er niets aan. Ik had gehoopt dat elk één van de coalitieleden er iets van zou zeggen en de regering zou opdragen dit fenomeen tot het verleden te laten behoren.”
Ivanildo Plein (NPS) wilde informatie over het aantal leerlingen dat landelijk nog niet is ingeschreven op een school. Minister Henry Ori van Onderwijs, Wetenschap en Cutuur heeft woensdag op de persconferentie na de vergadering van de regeringsraad de problemen bij het opstarten van het nieuwe schooljaar erkend. Die zijn volgens hem uiteenlopend. Volgens zijn schatting zal het mogelijk nog twintig jaar duren voordat in Suriname het onderwijsproces probleemloos opstart.