Sportrichting

IN DE LAATSTE jaarrede van zijn eerste regeertermijn van vijf jaar heeft president Chandrikapersad Santokhi opgesomd wat de regering op sportgebied heeft gepresteerd en wat als nalatenschap mag worden gezien waarop zowel actieve sporter als sportliefhebbers mogen bogen. In zeker twee jaarredes heeft de president iets meer benadrukt welke doelen zijn gesteld en initiatieven zijn genomen om te benadrukken welke plek de regering geeft aan sport.
Hij verdeelt de waarde van sport en bewegen in drie hoofdgroepen: gezondheid, sociaal en arbeid. Kennelijk is gepoogd de subdoelen te formuleren als het verkrijgen van gezondheidseffecten en sociale aspecten door sporten en bewegen.

Opschrijven dat sport belangrijk is, is één, maar daar koopt de sportgemeenschap niets voor. Woorden omzetten in daden, daar gaat het om

In de jaarrede van 2022 staat dat de prestaties die enkele sporters hebben geleverd “ons hebben gesterkt om bij de landelijke aanpak op zoek te gaan naar talenten”. Maar het lijkt er niet op dat daarvoor een programma of beleid is opgezet, daargelaten de vraag of de sportbonden de eerste aangewezen organisaties zijn en dat de rol van de overheid is voorwaarden scheppen om dit mogelijk te maken.
Er is een braintrust nodig van deskundigen van uiteenlopende disciplines die out of the box nieuwe grondslagen legt voor verheffing van de sport en breekt met achterhaalde opvattingen over sportontwikkeling. Dat betekent een structurele aanpak over de hele linie, om de snelle nationale en internationale ontwikkelingen tenminste bij te benen.
Gezondheid is ook in de jaarrede van 2022 ondergebracht in de hoofdgroep en dit geldt vandaag de dag nog. Gelet op het verband dat bestaat tussen gezondheid en sport – dus bewegen – mag de vraag worden gesteld waarom sport niet is ondergebracht bij het ministerie van Volksgezondheid, zoals in veel andere landen. Het lijkt mosterd na de maaltijd na vier jaar regeren dit aan te kaarten, maar het is misschien een schot voor de boeg om bij de regeringsformatie na mei 2025 hieraan te denken.
De bedoeling om in het kader van het decentralisatieprogramma sport onder te brengen bij het ministerie van Regionale Ontwikkeling is gewoon niet van de grond gekomen. Er lijkt weinig uit te gaan van het directoraat Sportzaken dat bij het ministerie is ondergebracht. De praktijk doet het vermoeden ontstaan dat in elk geval het directoraat Sportzaken onder curatele is gesteld van het kabinet van de president. Dat stagneerde en deed eventuele goede bedoelingen geen goed.
De zittende regering heeft het microniveau waarop alle voorgaande regeringen hun sportaanpak hebben gericht niet kunnen overstijgen. Het heeft er op verschillende momenten zelfs op geleken dat sport bij deze regering geen prioriteit is.
Noodzakelijk herstel van sterk verwaarloosde faciliteiten is (veelal) achterwege gebleven en individuele sporters of sportbonden hebben vaak tevergeefs bij de overheid aangeklopt voor steun om te kunnen deelnemen aan buitenlandse wedstrijden/toernooien. Sport is in alle voorgaande regeringen als het ware gedoogd, vandaar dat de betekenis daarvan zoveel als mogelijk in de beleidsintenties is meegenomen.
Maar wat moet gebeuren, is zich bewust zijn van de werkelijke betekenis van sport en de aanpak, liefst samen met de sportgemeenschap. Opschrijven dat sport belangrijk is, is één, maar daar koopt de sportgemeenschap niets voor. Woorden omzetten in daden, daar gaat het om.