Scholing Abop-politici

MET HET LATEN verzorgen van een basiscursus over politiek-bestuurlijke zaken aan recent gekozen politici heeft de Algemene Bevrijdings- en Ontwikkelingspartij (Abop) verrassend een stap gedaan in de richting van moderne politiekvoering. De sessie, die werd verzorgd door externe deskundigen, was bedoeld voor aankomende leden van De Nationale Assemblee en van districts- en ressortraden.

Ook partijvoorzitter Ronnie Brunswijk heeft de vier uur durende scholing gevolgd. Hoewel niet bijster veel in een tijdsbestek van vier uur kan worden geleerd, is de deelnemers in elk geval wat basismateriaal meegegeven. Het ligt aan de ‘nieuwkomers’ om zich verder te verdiepen in wat nodig is om hun werk goed te doen.

Een grondige evaluatie van het functioneren van dr- en rr-leden moet breed zijn en zich niet beperken tot een eenmalige ontmoeting met de leiding van hun politieke partij

Het initiatief van Abop moet worden toegejuicht en zou best door andere politieke organisaties mogen worden overgenomen en zelfs iets breder kunnen worden getrokken. Want ook ministers en onderministers slaan weleens de plank mis als het gaat om onder meer bestuurlijke zaken.

Onder de gekozen politici – vooral zij die nu pas hun schreden zetten op het vaak glibberige politieke vlak – zullen er zeker enkelen zijn die aan zelfstudie doen of ‘in de leer gaan’ bij doorgewinterde politici. Maar er zijn ook anderen die – zo heeft de praktijk in de afgelopen jaren onder diverse regeringen laten zien – niet volwaardig hebben kunnen deelnemen aan discussies en besluitvorming. En niet alleen bij de lagere volksvertegenwoordigende organen. Ook in de assemblee gebeurt dit. In gevallen waarbij hun inbreng onvermijdelijk is – bijvoorbeeld bij het kiezen van de president in de Verenigde Volksvergadering – blijkt hoe belangrijk ze zijn.

Met betrekking tot de districts- en ressortraadsleden wordt gepleit dat wordt begonnen hen bewust te maken van het proces hoe ze het best kunnen bijdragen aan het realiseren van ontwikkelingsdoelen van de centrale overheid, met name de regering en de assemblee. De algemene indruk bestaat dat opeenvolgende regeringen en De Nationale Assemblee geen tot weinig rekening houden met voorstellen of initiatieven van districts- en ressortraden, terwijl deze organen juist bedoeld zijn als oren en ogen landelijk voor de regering en assemblee om goed beleid te maken.

De eerder dit jaar overleden bestuurskundige Jules Wijdenbosch heeft in zijn hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken, Districtsbestuur en Volksmobilisatie, in 1985, een nota geschreven over herstructurering districtsbestuur en politiek-bestuurlijke vernieuwing. De kenmerken zijn doorgecommuniceerd met ‘het veld’, vanaf de districtscommissarissen tot de mensen in de kleine bestuurseenheden. Een groot aantal districtsbewoners liep warm voor het proces.

Toenmalig districtscommissaris Bas Ahmadali, ook wijlen, verdiepte zich in het voortbestaan van de decentralisatie en in wetgevingsproducten waarvan een belangrijk deel is goedgekeurd door De Nationale Assemblee. Over het rendement  van de financiële decentralisatie is er veel discussie in positieve zin geweest.

Over de bedoeling van de participatie van burgers in de districten en het binnenland bestond nauwelijks verschil in opvatting over de aanpak. Jaarplannen zijn trouwens tot stand gekomen door de behoefte in de bestuurseenheden. Een grondige evaluatie van het functioneren van dr- en rr-leden moet breed zijn en zich niet beperken tot een eenmalige ontmoeting met de leiding van hun politieke partij.