Saskia Walden stapt uit VHP: ‘Onvoldoende daadkracht tegen racisme en corruptie’

tekst Ivan Cairo

PARAMARIBO — Voormalig minister van Economische Zaken, Saskia Walden, heeft haar lidmaatschap van de Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP) dinsdag officieel opgezegd. In een brief aan het partijbestuur hekelt zij het aanhoudende gebrek aan bereidheid binnen invloedrijke geledingen van de partij om racisme en corruptie structureel aan te pakken.ADVERTISEMENT

Verwacht geen veranderingADVERTISEMENT

Op de vraag van de Ware Tijd waarom deze stap zo kort voor de verkiezingen reageert Walden als volgt: “Nu ben ik er volledig van overtuigd dat er in de nabije toekomst geen verandering te verwachten is in de status quo met betrekking tot corruptie en racisme onder sommige invloedrijkepartij-toppers”. Walden verder: “Ik wil ook met een rein geweten deelnemen aan de verkiezingen. Degenen die mij kennen, weten dat ik geloof in de kracht van de Almachtige. Mijn streven is dat niets mijn ‘geest’ ervan mag weerhouden het juiste te doen, zoals geïnspireerd door God”.

Geen animo

In haar brief aan het VHP-bestuur noemt ze eerlijkheid en gelijkheid essentiële voorwaarden voor goed bestuur en duurzame ontwikkeling in Suriname. “Racisme en corruptie vormen een ernstige bedreiging voor eerlijke samenwerking en de toekomst van ons land,” stelt ze in haar brief. Voor haar is dit essentieel voor het bewerkstelligen van duurzame sociaal-economische ontwikkeling voor alle Surinamers, ongeacht hun etniciteit, religie, gender of politieke voorkeur. Walden benadrukt dat racisme en corruptie een fundamentele bedreiging vormen voor zowel eerlijke samenwerking als voor goed bestuur en daarmee voor de duurzame ontwikkeling van het land. Zij constateert dat, hoewel zij dit vaker met de partijleiding communiceerde, er destijds onvoldoende animo leek te zijn om deze problematiek daadwerkelijk aan te pakken, en dat dit animo tot op heden niet is toegenomen.

Gebrek politieke steun

Haar stap is naar eigen zeggen in lijn met de beweegredenen die zij eerder deelde bij haar eervol ontslag als minister, gericht aan president en partijleider Chandrikapersad Santokhi. In haar ontslagbrief verwees zij naar drie kernproblemen: grote beleidsmatige meningsverschillen – vooral rondom de aanpak van inflatie – structurele belemmeringen binnen werkorganen zoals het KMO-fonds en de Economische Controledienst (ECD), en een gebrek aan politieke steun die noodzakelijk is voor de uitvoering van haar ambt. “Goed bestuur vereist moed om lastige thema’s aan te pakken, ook als dat intern weerstand oproept,” schrijft zij.