Salaris president teruggebracht van SRD 170.000 naar ruim SRD 130.000

Asis Gajadien (VHP), initiatiefnemer van de vier wetten die gaan over de geldelijke voorziening van de drie machten (de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht), heeft afgelopen dinsdag voorgesteld om het salaris van de president, dat SRD 170.000 zou bedragen, naar beneden bij te stellen. De president zal nu vier keer het salaris van een directeur ontvangen. Dat is vier keer SRD 32.591, wat neerkomt op iets meer dan SRD 130.000. Dit besluit is vermoedelijk genomen naar aanleiding van de vele kritiek die hierover in De Nationale Assemblee (DNA) en de samenleving is geuit.
Gajadien legde uit dat Suriname historisch gezien een loonverhouding van ongeveer 1:7 had tussen de laagst en hoogst betaalde ambtenaren. Echter, de recente loonsaanpassingen hebben geleid tot een verschuiving naar een verhouding van 1:3. Vanaf januari zal het laagste salaris in de ambtenarij SRD 10.000 bedragen, terwijl het hoogste op SRD 32.560 uitkomt, wat een aanzienlijke afwijking is van de eerdere loonstructuren.
Gajadien stelde voor om terug te keren naar de eerdere structuur, waarbij het salaris van de president vier keer dat van een departementsdirecteur zou bedragen. Hij benadrukte de noodzaak van een grondige studie om vast te stellen hoe de verhoudingen binnen het overheidsapparaat moeten worden bepaald, en pleitte ervoor om voorlopig de huidige verhoudingen te handhaven.
Daarnaast wees Gajadien op de loonsverschillen binnen staatsbedrijven, waar sommige directeuren al meer dan US$ 10.000 per maand verdienen. Hij benadrukte dat het belangrijk is dat hoge overheidsfunctionarissen, zoals de president, op een passende manier worden beloond, gezien de rol die staatsbedrijven spelen in de economie. De president moet een redelijke verhouding hebben tussen zijn salaris en dat van de topfunctionarissen bij staatsbedrijven.
Ook werd het vraagstuk van medische voorzieningen voor oud-ministers, gewezen assembleeleden en hun gezinnen aangekaart. Volgens Gajadien brengt de huidige regeling een te grote financiële last met zich mee voor de staat. Hij legde uit dat vroeger de assembleeleden veel ouder waren, maar dat nu relatief jonge leden toetreden die hun gezinnen uitbreiden. De staat moet voor zowel de leden als hun kinderen tot 21 jaar of ouder de premies betalen. Hij stelde voor om de overgangsperiode van 12 maanden voor oud-parlementsleden terug te brengen naar 6 maanden. Voor oud-ministers blijft deze 12 maanden, terwijl voor de president en vicepresident een overgangsperiode van 24 maanden zou gelden.