Reactie op: Brunswijk moet aftreden voor stemming president

Mijn mentor Eugene van de San en de directeur van Binnenlandse Zaken, Nasier Eskak hebben hun zienswijze gedeeld met betrekking tot de positie van de huidige vicepresident.Ingevolge artikel 136 van de Kiesregeling dient de gekozene van De Nationale Assemblee, binnen veertien (14) dagen te kennen te geven, of hij (in dit specifiek geval de heer Brunswijk), of hij zijn verkiezing aanvaardt nadat hij een afschrift van het proces-verbaal waaruit zijn verkiezing blijkt, heeft ontvangen.Bij het aanvaarden is er sprake van een wilsuiting, althans een voornemen om als gekozene zitting te nemen in De Nationale Assemblee. Deze wilsuiting of dit voornemen is niet in strijd met een wettelijke bepaling. Heel anders wordt het wanneer deze gekozene, de heer Brunswijk in de functie van vicepresident van de Republiek Suriname, wordt toegelaten als lid van De Nationale Assemblee. Door de heer Brunswijk als lid van De Nationale Assemblee toe te laten, zal men in strijdt handelen met artikel 94 van de Grondwet aangezien de Wetgever in dit betreffend artikel uitdrukkelijk heeft bepaald dat het ambt van de president en de vicepresident onverenigbaar zijn met andere politiek-bestuurlijke overheidsambten.Grondwettelijke bepalingen moeten niet los van mekaar gelezen worden. Artikel 94 van de Grondwet valt onder Hoofdstuk XII, waar zaken omtrent “De President” geregeld zijn. In ditzelfde Hoofdstuk met name in artikel 91 van de Grondwet wordt uitdrukkelijk bepaald dat de president en de vicepresident voor vijf jaren worden gekozen. Artikel 91 lid 2 van de Grondwet geeft aan dat de ambtstermijn van de vicepresident eindigt bij de beëdiging van een nieuw gekozen vicepresident  Op grond hiervan kan nimmer gesteld worden dat het vicepresidentschap op enig moment van rechtswege kan beëindigen. De begrippen van rechtswege beëindiging van het Vicepresidentschap en het aftreden van de vicepresident  c.q. het tijdelijk aftreden van de vicepresident vinden hun grondslag alleen in artikel 74 van de Grondwet onder a. Om te voorkomen dat het ambt van de president op enig moment niet ingevuld kan worden heeft de wetgever de voorziening van waarnemend president getroffen en derhalve zal het ontbreken van een deze functionaris, in welke fase dan ook, kan omvangrijke bestuurlijke gevolgen met zich meebrengen Om de kwestie van de heer Brunswijk (vicepresident) op te lossen zal men geen aansluiting kunnen vinden bij een grondwettelijke bepaling of een bepaling in de Kiesregeling. Binnen het recht kijkt men voor dergelijke oplossingen naar de het bestendig gebruik, gewoonterecht en jurisprudentie.Mr. S. Troon