Ramon Abrahams over Bouterse: ‘Ook al is hij dood we blijven ‘blood brothers’, daarvoor hoef ik geen Boutist te zijn’

“Bouterse heeft zijn leven geleefd zoals hij dat wilde, in relatie met zijn idealen. Hij zou niet treuren om zijn eigen dood, omdat hij ervoor had kunnen kiezen zaken anders en in zijn voordeel te laten verlopen. Dat heeft hij nooit gedaan en ons zelfs verboden het daartoe te leiden. Hij heeft bewust gekozen voor dit pad.” Dat zegt Ramon Abrahams, kameraad van Desi Bouterse, die hij langer dan vijftig jaar trouw is gebleven en van wie Bouterse vaker zei: ‘niemand moet komen tussen Ramon en mij’, tijdens een interview met de Ware Tijd.

Tekst Wilfred Leeuwin

Beeld dWT archief

Abrahams: “Zelf ben ik nooit een Boutist geweest; alleen al om de man zijn eigen woorden dat leiders vergankelijk zijn, maar hun idealen blijven voortbestaan. Ook al is hij dood we blijven blood brothers, daarvoor hoef ik geen Boutist te zijn. Hoewel ik de Boutisten begrijp, gaat het bij mij om het innerlijke besef wat wij gemeen hebben en wat we voor elkaar hebben betekend.”

“Bouterse zal niet te vervangen zijn. Hij was een unieke persoonlijkheid”

In aanloop naar de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 zijn er vanuit Nederland verschillende vluchten, vol met Surinaamse jonge mannen die als beroepsmilitair hebben gediend in het leger van het voormalige moederland. Op de vlucht van 7 november 1975 zitten Ramon Abrahams en Desi Bouterse, die onafhankelijk van elkaar, net als anderen, in de aankomende onafhankelijkheid een nationalistische reden vonden hun Nederlandse nationaliteit op te geven en terug te komen, om in het nieuwe eigen leger van Suriname te werken en bij te dragen aan de ontwikkeling van hun land.

De eerste ontmoeting en kennismaking tussen die twee gebeurde al in maart toen Surinaamse beroepsmilitairen, veelal onderofficieren in het Nederlandse leger, in de kazerne iets buiten Amsterdam werden bijeen geroepen voor instructies en afspraken over hun terugkeer naar Suriname. Op 25 november krijgen Abrahams en Bouterse, net als alle andere burgers in het land, officieel de Surinaamse nationaliteit.

Hun in het verschiet liggende lange kameraadschap kenmerkt zich in de vele en lange gesprekken over hoe het land moet worden ontwikkeld tot een bloeiende natie. Gemeenschappelijke hobby’s als atletiek, vissen, jagen en het binnenland verkennen, bieden de jonge militairen ruimschoots de gelegenheid.

Maar zo gemakkelijk als zij zich het verwezenlijken van hun idealen en nationalistische gevoelens hadden voorgesteld, verliep het niet. “De politieke, economische en social-maatschappelijke situatie was ronduit verschrikkelijk en er was sprake van ernstige etnische spanningen”, blikt Abrahams terug.

Staatsgreep en leiderschap

Maar ook in het leger bleken spanningen te zijn over de maatschappelijk positie van militairen. De discrepantie in het loon van de Surinaamse militairen als Kort Verband Vrijwilligers en sinds de onafhankelijkheid militairen van de Surinaamse Krijgsmacht met dat van de beroepsmilitairen die uit Nederland waren teruggekeerd maakte de situatie er niet beter op. De beroepsmilitairen kregen naast hun maandloon van toen 323 Surinaamse gulden ook een afgedwongen Nederlandse uitkering van toen twaalfhonderd Nederlandse gulden. Voor die tijd was dat een ruim inkomen.

“We beseften dat dat, naast alles wat we aantroffen, een ernstig probleem vormde in het leger en richtten een belangengroep op die later overging in een vakbond, ‘Bomika’, wat stond voor Bond Militair Kader.” Dat viel niet in goede aarde bij de toenmalige legerleiding onder het bevel van Yngwe ‘Henk’ Elstak, een Nederlandse carrière militair.

Een vakbond binnen het leger zag hij niet zitten, maar wel een leger waarin militairen gedisciplineerd de bevelen van hun meerdere opvolgden. De perikelen leidden tot een staking van militairen en uiteindelijk tot hen verwijderen uit de kazerne met zwaar bewapende politiemannen die de opdracht mee kregen te schieten als ze zich verzetten.

De actievoerders verzamelden zich in het George Streepey Stadion. De situatie verergerde nadat eerst de medeactievoerders, Laurens Neede en Badressein Sital, en een dag daarna ook Abrahams gevangen werden genomen en voor de Krijgsraad werden gedaagd. Andere trekkers van de groep werden opgespoord.

De krijgsraad zou op een nog te bepalen datum het vonnis vellen. Een niet uitgevoerd evaluatierapport over het doorlichten van het leger door gebrek aan politieke wil, liet de actievoerders geen andere keus. In de nacht van 24 op 25 februari 1980 werd het plan om een greep naar de macht te doen ten uitvoer gebracht.

Het was tijdens die woelige dagen en het verblijf van de actievoerders in het stadion toen Desi Bouterse, die nog geen lid was van het bestuur van Bomika, zich profileerde als een strategische leider en vele verantwoordelijkheden op zich nam. Onder zijn leiding, samen met nog vijftien andere mannen, later bekend als ‘de groep van zestien’, werd de staatsgreep uitgevoerd.

(lees verder onder de )

Strategisch leiderschap en verijdelde coup

Abrahams: “Ik heb altijd al vanaf het begin respect voor Bouterse gehad en …