Onderzoek bij vaststelling van het vaderschap

Prof. mr. dr. Monique Veira (hierna: Veira) heeft in het Liber Amicorum (boek van vrienden) genaamd Lex de Boer, Bijzonderheden van de Burgerlijke Wetboeken van het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname, verschenen te Curaçao in mei 2025 als eerbetoon aan prof. mr. dr. Jan de Boer, een bijdrage geleverd. Laatstgenoemde geldt als de geestesvader van de nieuwe Burgerlijke Wetboeken van Nederland, de Cariben en ook Suriname. In het boekwerk heeft Veira een voor ons land belangrijk artikel geschreven onder de titel: Verplicht DNA-onderzoek bij de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in Suriname. Onderstaand volgt een samenvatting van dit artikel met enige opmerkingen.Verplicht DNA-onderzoek bij de gerechtelijke vaststelling van het vaderschapIn het Surinaams B.W. bestaan er twee zuivere vormen van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap:1. Vaststelling biologisch vaderschap (afstamming)De rechter stelt hierbij het biologische vaderschap vast, maar het kind verkrijgt niet de juridische status van een door de man erkend kind.Ook kinderen die reeds een juridische vader hebben – dit zijn kinderen die uit een huwelijk geboren zijn, erkend zijn of geadopteerd zijn – kunnen achterhalen wie hun biologische vader is.Hierbij gaat het dus uitsluitend om het vaststellen van de afstamming van het kind. Dit omdat internationaal wordt aangenomen dat elk kind het recht heeft om te weten van wie het afstamt.2. Vaststelling juridisch vaderschap (met mogelijke erfrechtelijke gevolgen)De rechter stelt hierbij het vaderschap van de man vast en het kind verkrijgt wel de juridische status van een door de man erkend kind. In het proces waarbij het vaderschap gerechtelijk moet worden vastgesteld, neemt de rechter de wet, de feiten en rechten, persoonlijke omstandigheden en verklaringen van getuigen en deskundigen in acht. Door het DNA-onderzoek kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het biologisch vaderschap worden vastgesteld.Weigert de man mee te werken aan het DNA-onderzoek, dan kan de rechter de conclusie trekken die hij geraden acht. Dit laatste betekent dat de rechter niet verplicht is het juridisch vaderschap vast te stellen, maar daartoe wel de bevoegdheid heeft (KS).Het is m.i. daarom in de praktijk te verwachten dat de meeste betrokkenen niet zullen weigeren mee te werken aan een DNA-onderzoek.Het meewerken aan een DNA-onderzoek is dus niet verplicht, noch is het wettelijk vastgelegd dat DNA-materiaal onder dwang van de sterke arm kan worden afgenomen. De rechter heeft wel de bevoegdheid om bij de tenuitvoerlegging van de uitspraak een dwangsom vast te stellen of lijfsdwang te vorderen indien de man niet meewerkt aan het DNA-onderzoek.Opgemerkt wordt dat indien de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap na het overlijden van de vermeende vader plaatsvindt, deze in ons B.W. geen erfrechtelijke gevolgen heeft. Dit is anders dan in Nederland, waar ook na de dood van de erflater/vermeende vader er erfrechtelijke consequenties kunnen zijn.Conclusies en aanbevelingen van VeiraIn het nieuw B.W. heeft de rechter de bevoegdheid om in het onderzoek teneinde te geraken tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap een DNA-onderzoek te gelasten. In geval de man niet vrijwillig wil meewerken hieraan, kan de rechter – indien dit verzocht is – aan de tenuitvoerlegging indirecte dwang (een dwangsom of lijfsdwang) verbinden.In de Nederlandse jurisprudentie is een ontwikkeling te merken waarbij in principe elke man van wie aannemelijk is dat hij de verwekker kan zijn van het betreffende kind opgedragen kan worden DNA-onderzoek te ondergaan. Deze trend is gebaseerd op de gedachte dat het kind niets in de weg mag staan om te weten te komen wie de biologische vader is.Hierbij wordt erop gewezen dat in Nederland het anoniem doneren van sperma niet meer mogelijk is. Dit is in Suriname anders.Veira merkt verder op dat in ons land een wet ontbreekt die het doneren van materiaal voor kunstmatige bevruchting reguleert. Zij acht het aanbevelenswaardig dat de wettelijke regeling moet komen, zodat daarmee ook duidelijk wordt of elke daad van verwekking van het kind indirect ook de bekendmaking van de identiteit van de man inhoudt.Volgens Veira lijkt het erop dat de Surinaamse wetgever meer beperkingen wenst te stellen aan het recht van het kind om te weten van wie het afstamt, dan in Nederland.Kewita Soerjoesing LL.B.