OM in hoger beroep tegen vonnis vrijspraak Van den Bergh

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van kantonrechter Lydia Ravenberg, die de Nederlandse ondernemer Gerard van den Bergh heeft vrijgesproken van strafrechtelijke vervolging. Het OM vervolgde Van den Bergh op aangeven van Kirpalani NV, op verdenking van verduistering van grote bedragen in euro en Surinaamse dollars. Van den Bergh werd echter vrijgesproken omdat, volgens de kantonrechter, het in deze kwestie gaat om een civielrechtelijk – en niet strafrechtelijk – dispuut, dat reeds door de civiele rechter is beoordeeld.De kantonrechter trok het bestaan van een bedrijfsplan ernstig in twijfel in de periode waarin de gelden door Kirpalani aan Van den Bergh zouden zijn verstrekt. Volgens haar was er geen sprake van een concrete bestemming van de gelden op basis van een bedrijfsplan.Van den Bergh heeft, mede op basis van het oordeel van de rechter, in Nederland een tuchtrechtelijk proces aangespannen bij de Accountantskamer tegen registeraccountant Jeffrey Braster van het in Suriname gevestigde accountantskantoor Ernst & Young. Braster zou volgens de Nederlandse ondernemer op aangeven van Kirpalani een vals rapport hebben opgesteld, waarmee Kirpalani het strafproces tegen hem in gang heeft gezet.In het tuchtrechtelijk proces stelt Van den Bergh dat Braster in opdracht van een belanghebbende partij een auditrapport heeft opgesteld zonder onafhankelijke opdrachtverlening, zonder contract, zonder Terms of Reference (TOR), zonder hoor en wederhoor en zonder enige controle op de ingebrachte cijfers. Daarmee, zo stelt hij, is de fundamentele norm van objectiviteit geschonden. Het rapport werd vervolgens onder de vlag van Ernst & Young internationaal verspreid, met grote gevolgen voor Van den Bergh. “Dat is geen onschuldige fout, maar grensoverschrijdend gedrag dat het vertrouwen in de beroepsgroep aantast,” laat de ondernemer in zijn pleitnota optekenen.Braster, die door de tuchtkamer werd gehoord, stelt op zijn beurt dat hij geen rapport heeft opgesteld. Het document waarop de klacht is gebaseerd, zou zijn ondertekend door een collega-accountant van Ernst & Young Trinidad & Tobago. Hijzelf zou slechts ondersteunende werkzaamheden hebben verricht. Braster beroept zich ook op het feit dat hij geen lid is van het Institute of Chartered Accountants van Trinidad & Tobago. In zijn verweer stelt hij dat het rapport niet bedoeld was voor gebruik in juridische procedures, en dat de verspreiding ervan buiten zijn invloed heeft plaatsgevonden.Van den Bergh beargumenteert dat het rapport onder de vlag van Ernst & Young is opgesteld en vervolgens is verstrekt aan onder meer het OM in Suriname. Het werd ingebracht in een civiele procedure en leidde uiteindelijk tot een strafrechtelijk onderzoek en een bevel tot voorlopige hechtenis. De stelling dat Braster geen zicht zou hebben gehad op de verspreiding, acht de ondernemer ongeloofwaardig.Volgens Van den Bergh probeert Braster zich met zijn verweer te onttrekken aan zijn professionele verantwoordelijkheden. Zijn redenering zou volgens hem in strijd zijn met de kernwaarden van het accountantsberoep. “Braster had zich, bewust van de strekking van het rapport, vanaf het begin ervan moeten distantiëren,” stelt Van den Bergh.De ondernemer heeft de Accountantskamer verzocht zijn klacht tegen Braster gegrond te verklaren en hem een zware tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. Daarnaast overweegt Van den Bergh om in Nederland ook een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de rol van Ernst & Young als organisatie.De Accountantskamer in Nederland heeft na een zitting van bijna vier uur besloten dat binnen twaalf weken uitspraak zal worden gedaan in deze zaak.