Olie

GANGA / Sharda Ganga
Afgelopen dinsdag had ik de eer het openingscollege te mogen verzorgen voor het FHR Institute for Higher Education. Omdat ik eigenlijk toen al heb gezegd wat ik wilde zeggen, gebruik ik een stukje uit mijn college voor deze column (enigszins aangepast).

De vraag die ik stelde was: Wat zullen de geschiedenisboeken over pakweg zestig tot zeventig jaar zeggen over de dag dat de FID is getekend? Is het de dag die het begin inluidde van onze collectieve welvaart en het duurzaam welzijn voor onze generatie en de generaties na ons? Of is het het begin van nog veel grotere economische en sociale ongelijkheid en het begin van het einde van onze toch al niet erg sterke democratie en rechtstaat?

“Het zal aan ons allemaal liggen om op onze zaak, en die van de generaties na ons, te letten”

Anders gezegd: wiens voorbeeld zullen we volgen? Van een land als Noorwegen of van een land als Nigeria? Beide landen die te maken hebben gehad met weergaloos grote olievoorraden. Nigeria is één van de grootste olieproducenten ter wereld, al langer dan honderd jaar. Noorwegen is ongeveer vijftig jaar geleden gestart met haar petroleumsector.
Momenteel leeft in Nigeria bijna 50 procent van de mensen onder de armoedegrens, het land wordt geplaagd door opstanden en gierende inflatie. Noorwegen is heel vaak binnen de top 5 van landen waar mensen het gelukkigst zijn. Er is  wel armoede, maar die schommelt rond de 9 procent van de bevolking, maar bovenal: er is een sociaal stelsel waar je enigszins op kan terugvallen, tenzij je dubbelpech hebt en een migrant of asielzoeker bent.
Wat is het grote verschil geweest tussen Nigeria en Noorwegen en waarom maak ik me ernstig zorgen om Suriname? Enige tijd geleden vroeg ik aan iemand van de Noorse versie van het Spaar- en Stabilisatiefonds, waarom zij niet in de problemen zijn geraakt, net als zoveel andere landen, toen de oliedollars begonnen te vloeien. ‘Omdat we toen al wisten wie we waren en wat wij belangrijk vonden’, zei hij. ‘Er was al een brede, politieke partijen overstijgende consensus dat we gezonde mensen wilden, dat onze topprioriteit was dat vrouwen die zwanger waren alle zorg konden krijgen, dat kinderopvang gratis moest zijn, dat iedereen naar school moest kunnen gaan en meer van die simpele simpele dingen.’
In Noorwegen was dat gesprek al gevoerd, lang vóór iemand dacht aan olie. De oliedollars waren daarom slechts een hulpmiddel om het al bereikte consensus werkelijkheid te maken. In Noorwegen hebben alle partijen zich gehouden aan de consensus die langer dan vijftig jaar geleden is bereikt.
We lopen nu dus al achter, want er is nog geen langetermijnvisie die door iedereen is onderschreven en geen mechanisme om ze er ook echt aan te houden. De olie is gewoon te vroeg gekomen wat dat betreft.
Nog belangrijker: in Noorwegen was er, op het moment van de olievondst, al een stevig democratisch systeem en een goed ontwikkelde economie die niet dreef op één kurk. Er waren gevestigde instituten en er was een cultuur van goed bestuur en samenwerking.
Nigeria had de pech dat zijn olievondst te vroeg is gekomen. Het stond op het punt onafhankelijk te worden van Groot-Brittannië, het was een periode waarin nog moest worden gewerkt aan het bouwen van instituten, structuren en een eigen cultuur van goed bestuur. Maar vóór de wetten, regels, cultuur en capaciteit er waren, begonnen de oliedollars binnen te stromen. Zonder die regels, zonder die sterke checks en balances en zonder die cultuur van goed bestuur was het vragen om moeilijkheden. En precies dat zijn onze zwakke punten in Suriname.
Dit alles voert terug naar de basis die wij niet hebben: sterke instituten, groot vertrouwen in de staat, een cultuur van samenwerking, het overstijgen van enge persoonlijke en partijbelangen. Een land gebaseerd op een ideologie van rechtmatigheid, rechtvaardigheid, mensenrechten. Van geloof in en waarborging van democratie en rechtstaat. En dat boven alles willen uitbouwen en versterken, met die oliedollars.
Uitgaande van het trackrecord van de politieke partijen in Suriname voor al het bovenstaande, ben ik zeker niet in juichstemming. Het zal aan ons allemaal liggen om op onze zaak, en die van de generaties na ons, te letten. Dat kunnen we niet overlaten aan machtsdronken, kortzichtige, toondove, eigen en partijbelang dienende, zelfoverschattende, visieloze, non-democratische figuren.
gangadwt@gmail.com