Meer zorg voor as dan voor erfgoed

SERIEUS!? / Ivan Cairo

Soms is het goed om bij het doen van mededelingen rond gevoelige issues, je strak en zakelijk te houden. Dat geldt voor individuen, maar evenzo voor de overheid. Zondag hoorde ik Justitieminister Amoksi zich in ‘Welingelichte Kringen’ in allerlei bochten wringen en met een waterval aan woorden uitleggen waarom de brand van 17 april aan de Henck Arronstraat zo verwoestend is geweest. Zijn waterval aan woorden, die de omvang van de ramp moest verklaren, leek vooral te wijzen op de falende beleidskeuzes die aan de brand voorafgingen.ADVERTISEMENT

Hij somde factoren op die, bij goed beleid, de gevolgen van de brand minder desastreus hadden kunnen maken of de brand zelfs hadden kunnen voorkomen. Denk aan verlaten overheidspanden die ontoegankelijk hadden moeten zijn, waardoor ‘onverlaten en junkies’ er niet konden neerstrijken en – jawel – een ‘potje koken’. Dit is geen onvoorziene ramp; dit is het directe gevolg van het niet beveiligen van je eigen bezit. Een basale wettelijke verantwoordelijkheid die wordt verwaarloosd.

“We besteden nu zorg aan de resten van wat verloren is gegaan, terwijl de werkelijke zorg had moeten liggen bij het voorkomen dat het ooit zover kwam”

En dan de paraatheid van de brandweer. De kern van de ramp van twee weken geleden was dat een essentieel stuk uitrusting – een dompelpomp – niet functioneerde. De kosten daarvan? Naar verluidt minder dan de prijs van een tweedehandse Vitz. Een peulenschil in vergelijking met de verwoestende schade.

Nu, na de verwoesting van honderden keren meer aan onvervangbare waarde, schijnt er wel geld te zijn voor een nieuwe pomp. Het roept de cynische vraag op: ‘hoe serieus kun je als regering dan nog worden genomen als zoiets basaal als een werkende pomp ontbreekt?’

Dit patroon van prioriteiten zien we vaker en het stemt droevig. We kopen politieauto’s van 50.000 US dollar per stuk om ‘op boeven te jagen’, een zichtbare investering, maar schijnbaar is er geen geld om munitie te kopen voor diezelfde agenten die op die boeven moeten jagen. Het is een illustratie van een beleid dat zich richt op de buitenkant of op ad-hoc aankopen, in plaats van op de operationele basisbehoeften en preventie die daadwerkelijk effect sorteren en rampen helpen voorkomen.

En net wanneer je denkt dat je de volle absurditeit van de situatie hebt doorgrond, lees je een bekendmaking van het directoraat Cultuur over de opruiming van de brandresten. Een passage sprong eruit, bijna surrealistisch in zijn ironie: “Gezien de aanwezigheid van waardevolle historische erfgoedelementen, zal de opruiming met de grootst mogelijke zorg plaatsvinden…”. Ik viel zowat van m’n stoel.

Met de ‘grootst mogelijke zorg’ verbrand, verwoest erfgoed opruimen? Met de ‘grootst mogelijke zorg’ de as van onze geschiedenis bij elkaar vegen? Er wordt meer waarde gehecht aan het zorgvuldig omgaan met de overblijfselen dan aan het zorgvuldig beschermen ervan toen het nog intact was. Hoe waardevol is een ‘met de grootst mogelijke zorg’ uitgevoerde replica, wanneer het origineel – met zijn onvervangbare, niet in geld uit te drukken historische, culturele en emotionele waarde – beschermd had kunnen worden met een simpele, preventieve handeling als bewaking en beveiliging?

De les hier is pijnlijk duidelijk. De focus lag op alles behalve preventie en basisbeveiliging. De prioriteiten waren verkeerd en de prijs daarvoor is de verwoesting van een deel van ons nationaal erfgoed. We besteden nu zorg aan de resten van wat verloren is gegaan, terwijl de werkelijke zorg had moeten liggen bij het voorkomen dat het ooit zover kwam. Dit is niet alleen een tragedie voor ons erfgoed, maar ook een symptoom van een bredere neiging om te reageren op rampen in plaats van ze te voorkomen. En die prijs, de prijs van nalaten, is vele malen hoger dan de kosten van een dompelpomp of de beveiliging van een oud gebouw.

ivancairo@yahoo.com