Mammoetvlees was hoofdbestanddeel in dieet van Clovis-mensen tijdens ijstijd

Uit onderzoek van de University of Alaska Fairbanks blijkt dat de Clovis-mensen, die zo’n 12.800 jaar geleden in Noord-Amerika leefden, voornamelijk mammoetvlees aten. Deze conclusie is gebaseerd op de analyse van stoffen in de botten van een peuter, wiens resten in het zuiden van Montana zijn gevonden. De peuter kreeg bij zijn overlijden nog borstvoeding, wat suggereert dat zijn moeder voornamelijk mammoetvlees at.
Het is voor het eerst dat daar direct bewijs voor is. Eerder werd het eten van mammoetvlees alleen aangetoond door bijvoorbeeld te kijken naar gereedschap.
Het dieet van de moeder zou voor ongeveer 40 procent uit mammoet hebben bestaan, gevolgd door eland, bizon, kameel en paard. Slechts een klein deel bestond uit kleine zoogdieren en planten. De Colombiaanse mammoeten die tijdens de laatste ijstijd in Noord-Amerika leefden, waren ongeveer 4 meter hoog en wogen 11 ton.
MegaprooiZe leverden dan ook enorme hoeveelheden vlees en energierijk vet. “Eén dier kon een afhankelijke gemeenschap van kinderen, verzorgende vrouwen en ouderen dagen of zelfs weken in leven houden terwijl de jagers op zoek waren naar hun volgende prooi”, aldus een van de onderzoekers.
De nieuwe inzichten ondersteunen het idee dat de Clovis-mensen jaagden op de grootste prooien in het landschap en niet op zoek gingen naar planten en kleine dieren. “De focus op mammoeten verklaart hoe de Clovis-mensen zich konden verspreiden over Noord- en Zuid-Amerika in een paar honderd jaar”, zegt de onderzoeker.
Anzick BoyStukken van de schedel en andere botten van de peuter, die vaak Anzick Boy, wordt genoemd, werden in 1968 gevonden in een oude ingestorte schuilplaats van rotsen in de buurt van Wilsall, in de staat Montana.
Dankzij stabiele isotopenanalyse kon het eiwitgedeelte van het dieet van zijn moeder worden vastgesteld. Dat dieet leek op eiwitniveau enorm op dat van de Homotherium, een uitgestorven katachtige die op mammoeten jaagde.
De conclusies van deze studie komen overeen met eerdere archeologische vondsten. Dankzij indirect bewijs wordt al langer aangenomen dat Clovis-mensen op grote zoogdieren hebben gejaagd.