Justitie aast op ‘grote boys’; 16 verdachten in tweede fase SPSB-corruptieschandaal

door

door Wilfred Leeuwin

PARAMARIBO — Het tweede deelonderzoek naar vermoedelijke fraude en corruptie bij de Surinaamse Postspaarbank (SPSB) heeft zestien verdachten in beeld gebracht. Het gaat om de zogeten ‘grote jongens’ als Anwar Hassankhan, zoon van VHP-topper en onderminister Maurits Hassankhan, Oesman Wangsabesari, politicus en DNA-kandidaat voor de Abop, zakenman en politicus Soeparmin Djojobesari, oud-bankier Frits Terlaan, maar ook grote ondernemingen als Global Equipment en Earth Cleaning. Hassankhan is intussen in verzekering gesteld.ADVERTISEMENT

Het vooronderzoek wijst uit dat het om tientallen miljoenen Amerikaanse dollars en tientallen miljoenen Surinaamse dollars gaat die via de SPSB zijn uitbetaald aan deze verdachten voor het verlenen van diensten, het uitvoeren van infrastructurele werken, verkavelingswerkzaamheden en woningbouw. Echter, de bedragen zijn ver boven de werkelijke en getaxeerde waarde.

Criminele bende

In deze tweede fase van het deelonderzoek zijn opnieuw als verdachten aangemerkt ex-SPSB-directeur Ginmardo Kromosoeto en gewezen directielid Wantley Sardjo. De gelden kwamen ten laste van een rekening van het ministerie van Financiën en dat van het Fonds Woningbouw Lagere Inkomens (FWLI).

Justitie praat over een criminele bende die met gebruik van hun voorgeschoven positie willens en wetens de staat Suriname, de SPSB en andere staatsinstellingen heeft benadeeld om zelf financieel voordeel aan te hebben. De handelingen hebben plaatsgevonden tussen 2018 en 2020.

GVO

In de beschikking van het gerechtelijk vooronderzoek (GVO), met daaraan gehecht een dagvaarding, worden de verdachten onder meer beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, verduistering van overheidsgelden, valsheid in geschrifte, oplichting, ambtelijke omkoping, knevelarij en witwassen. Enkele van hen zouden zich, ondanks oproep, niet hebben gemeld voor het GVO. Een aantal van hen verblijft in het buitenland. Voor hen zijn via het ministerie van Justitie en Politie internationale rechtshulpverzoeken verstuurd.

Kromosoeto, die al geruime tijd in voorarrest zit in deze zaak, wordt wederom als hoofdverdachte aangemerkt. Hij zou als directeur van de bank een centrale rol hebben gespeeld in het beheer van de betrokken gelden. Ook Hassankhan, die destijds als projectmanager was verbonden aan het Project Management Bureau en ondernemer Djojobesari met zijn bedrijf Earth Cleaning worden als sleutelfiguren genoemd.

Nu het gvo is afgesloten zal het onderzoek zich voortzetten in de rechtszaal. Al op 29 april zal deze zaak bij de rechtbank voor strafzaken aan de Monseigneur Wulfinghstraat in behandeling worden genomen.

Strafeisen eerste deelproces

In de SPSB-zaak zijn in het eerste deelproces strafeisen gedaan van acht jaar cel voor Kromosoeto en drie jaar en een geldboete van SRD 50.000 elk voor Gardelito Hew A Kee en Bryan Jurgens, die samen met Kromosoeto in voorarrest zaten. Aangezien hun strafeis gelijk is met tweederde van hun voorarrest, heeft de rechter het verzoek tot vroegtijdige invrijheidstelling toegewezen en mochten zij naar huis.

Ook voor Sardjo klonk de eis van een gevangenisstraf van drie jaar onvoorwaardelijk en een geldboete van SRD 50.000 subsidiair vijf maanden hechtenis, te voldoen binnen één jaar nadat de verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten. De officier van justitie vroeg om zijn onmiddellijke gevangenneming.

Voor Robert Putter werd een celstraf van vier jaar onvoorwaardelijk geëist, onmiddellijke gevangenneming – van hem is sinds 2020 opsporing gelast – en een machtiging voor een strafrechtelijk financieel onderzoek. Verder is gevorderd verbeurdverklaring van een voertuig, twee woningen en een warenhuis en de teruggave van het geld op zijn rekening bij de Godo Bank aan de staat.

Tegen Ten Berge werd achttien maanden voorwaardelijk gevorderd met als bijzondere voorwaarde gehele vergoeding aan de SPSB/de staat van de veroorzaakte financiële schade ter hoogte van 60.132 US dollar en SRD 508.575,76, te betalen binnen twaalf maanden na de uitspraak.