India bewijst humaniteit

De ophef in Suriname over de door India gegeven hulp werpt een schaduw op een daad van solidariteit gebaseerd op universele waarden. Blijkens de verklaring van het Indiase Ministerie van Buitenlandse Zaken is de hulp aan Suriname bedoeld ter ondersteuning van het sociale welzijnsprogramma zoals afgesproken tussen de beide landen. Deze hulp van India past binnen de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van Resolutie nummer A/70/L.1 (Transforming our world: the 2030 Agenda for Sustainable Development) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Alle leden van de Verenigde Naties verbinden zich om “wereldwijd een einde te maken aan armoede en honger; om ongelijkheden binnen en tussen landen te bestrijden; om vreedzame, rechtvaardige en inclusieve maatschappijen op te bouwen, etc.” India doet niets anders dan invulling te geven aan deze inspanningsverplichting en toch wordt deze nobele daad in Suriname gepolitiseerd, wat vragen oproept over het morele en ethische besef binnen de Surinaamse samenleving.  Humanitaire hulp is een universeel recht en plicht dat voortvloeit uit de fundamentele waardigheid van ieder mens. De Vierde Conventie van Genève (1949), die gericht is op de bescherming van burgers in tijden van conflict, benadrukt dat hulp moet worden verleend zonder onderscheid naar ras, religie of politieke voorkeur. Hoewel deze conventie primair betrekking heeft op oorlogssituaties, biedt het ook een moreel kader voor humanitaire hulp in bredere zin als die door India: hulpverlening moet altijd gericht zijn op het verlichten van menselijk lijden en mag nooit worden beïnvloed door politieke of ideologische belangen. De Aanvullende Protocollen I en II (1977) op dit verdrag versterken dit uitgangspunt door te benadrukken dat neutraliteit en onpartijdigheid essentieel zijn bij humanitaire acties. India’s voedselhulp aan Suriname sluit naadloos aan bij deze principes. Er zijn geen aanwijzingen dat de hulp gemotiveerd is door politieke of etnische agenda’s, terwijl het zich uitsluitend richt op het ondersteunen van kwetsbare bevolkingsgroepen. Dit maakt de huidige commotie des te zorgwekkender: het politiseren van een daad die geworteld is in humaniteit ondermijnt niet alleen de intenties van de donor, maar ook de ethische waarden die ten grondslag liggen aan internationale samenwerking. Humanitaire hulp is meer dan een schenking; het is een uitdrukking van solidariteit en gedeelde menselijkheid zoals in voormelde resolutie bedoeld. De Duitse filosoof Immanuel Kant stelde dat ethiek gebaseerd moet zijn op universele principes die gelden voor alle mensen, ongeacht hun omstandigheden. In lijn met Kant’s categorische imperatief zou men kunnen stellen dat het ontvangen van hulp met respect en dankbaarheid een morele plicht is, net zoals het bieden ervan. Het politiseren van humanitaire hulp, zoals nu gebeurt in Suriname, staat haaks op deze universele ethiek en zet individuele belangen boven gedeelde internationale waarden. De Franse filosoof Emmanuel Levinas herinnert ons eraan dat ethiek begint met verantwoordelijkheid voor “de ander”. Het erkennen van andermans lijden en daar zonder voorwaarden op reageren, vormt volgens Levinas de kern van menselijke relaties. India’s voedselhulp belichaamt precies deze verantwoordelijkheid: het overstijgt nationale grenzen en interne problemen om zich te richten op het verlichten van lijden elders. Het feit dat deze daad in Suriname wordt bekritiseerd vanuit politieke motieven wijst op een zorgwekkende erosie van het vermogen om solidariteit te waarderen. Waar staat Suriname als volk als het gaat om medemenselijkheid, respect voor internationale vriendschappen en waardering voor universele normen? Solidariteit moet niet afhankelijk zijn van politiek, maar gebaseerd op gedeelde menselijkheid en verdragsrechtelijke rechten en plichten. Degenen die kritiek hebben op de hulp van India, moeten zich afvragen: zijn we bereid om onze eigen politieke belangen ondergeschikt te maken aan hogere waarden zoals solidariteit, respect en dankbaarheid? Of blijven we gevangen in een cyclus van polarisatie waarin zelfs daden van medemenselijkheid worden gebruikt als politiek en etnisch wapen?India’s hulp aan Suriname is meer dan een bijdrage; het is een humanitaire daad die herinnert aan de kracht van vriendschap, empathie, internationale samenwerking en recht op humaniteit.  K. (Chinta) Ramdhan