Eenheid van kabinetsbeleid grootste uitdaging regering-Simons

De verkiezing van Jennifer Geerlings-Simons tot president en Gregory Rusland tot vicepresident markeert een machtswisseling met grote implicaties voor het bestuur van Suriname. Maar achter de feestvreugde schuilt een ongemakkelijke realiteit: de regering-Simons staat voor een immense uitdaging. Niet de economische crisis, niet de sociale ongelijkheid, maar de eenheid van kabinetsbeleid dreigt de achilleshiel te worden van deze zes partijen coalitie.De eerste scheuren in het fundament zijn al zichtbaar. Tijdens een persbijeenkomst op 2 juli uitte ABOP-voorzitter Ronnie Brunswijk openlijk zijn onvrede over de verdeling van de hoogste staatsfuncties. Zijn partij, die een sleutelrol speelde in de coalitievorming, kreeg geen van de drie topfuncties – het presidentschap, het vicepresidentschap of het voorzitterschap van De Nationale Assemblée – toebedeeld. Brunswijk verklaarde dat de relatie met de oppositiepartij VHP “niet volledig is verbroken”, een uitspraak die tegelijk klinkt als een diplomatieke waarschuwing én een sluimerende dreiging. De frustratie binnen zijn partij is voelbaar en groeit sinds de bekendmaking van de machtsverdeling.In een coalitie waarin zes partijen – NDP, NPS, BEP, ABOP, PL en A20 – samen het landsbestuur dragen, is het principe van eenheid van kabinetsbeleid geen luxe, maar een noodzaak. Ministers beheren niet alleen hun eigen portefeuilles; zij dragen gezamenlijk verantwoordelijkheid voor het geheel. Dat vergt discipline, loyaliteit en vooral: politieke volwassenheid.Het regeerakkoord 2025–2030, getiteld Samen op weg naar een sociaal rechtvaardige, welvarende Surinaamse samenleving, dient als leidraad voor het gezamenlijke beleid. Maar een kompas wijst slechts de richting aan — het is aan de regering om daadwerkelijk in dezelfde richting te blijven bewegen. En daar wringt het.De praktijk leert dat coalitiepartners vaak hun eigen partijbelangen blijven behartigen, zelfs vanuit de regering. Assembleeleden van coalitiepartijen nemen soms publiekelijk afstand van regeringsbesluiten en ministers komen onder druk te staan van hun achterban. Zulke situaties ondermijnen het principe van collegiale verantwoordelijkheid en zaaien verwarring onder de bevolking. Want hoe kan een regering geloofwaardig beleid voeren als haar leden elkaar in het openbaar tegenspreken?Het gevaar is reëel. In andere parlementaire democratieën, zoals het Verenigd Koninkrijk (waar men spreekt van collective cabinet responsibility) en Duitsland (met het Kanzlerprinzip en het Ressortprinzip), is de eenheid van regeringsbeleid stevig verankerd in de politieke cultuur. Ministers die openlijk afwijken, riskeren hun positie. In Suriname ontbreekt een dergelijke sanctiecultuur grotendeels. Juist daarom is het des te belangrijker dat de regering-Simons zélf het voortouw neemt in het bewaken van de eenheid.De sleutel ligt bij de ministerraad. Daar horen meningsverschillen besproken en beslecht te worden – achter gesloten deuren, niet op sociale media, niet in interviews, en zeker niet in De Nationale Assemblée. Alleen dan kan de regering-Simons als één stem naar buiten treden en het vertrouwen van de burger behouden.Maar dat vereist meer dan goede wil: het vraagt om leiderschap. President Simons moet niet alleen het land leiden, maar ook haar coalitiepartners bijeenhouden. Dat betekent bemiddelen bij conflicten, knopen doorhakken en boven partijpolitiek uitstijgen. Haar jarenlange ervaring in de politiek biedt hoop, maar de complexiteit van deze coalitie is ongekend.De uitlatingen van Brunswijk vormen daarbij een eerste serieuze test. Zijn teleurstelling is begrijpelijk, maar zijn dreigende toon is zorgwekkend. Als de regering er niet in slaagt om deze spanningen te neutraliseren, dreigt een vertrouwensbreuk die het regeringsbeleid lamlegt. Want eenheid is geen vanzelfsprekendheid – het is een dagelijkse inspanning die begint bij wederzijds respect en duidelijke afspraken.De Surinaamse bevolking verdient een regering die spreekt met één stem. Geen optelsom van partijkaders, maar een collectief dat zich richt op de grote maatschappelijke uitdagingen: armoede, onderwijs, gezondheidszorg en economische vooruitgang. Dat vereist dat ministers hun partijbelang ondergeschikt maken aan het landsbelang. Een moeilijke opdracht — maar geen onmogelijke.De regering-Simons heeft de kans om een nieuw politiek tijdperk in te luiden: een periode van samenwerking, stabiliteit en daadkracht. Maar die kans wordt alleen benut als de eenheid van kabinetsbeleid niet blijft steken in formele principes, maar dagelijks wordt geleefd in houding en besluitvorming.De komende maanden zullen cruciaal zijn. Het is aan president Simons om te tonen dat deze coalitie méér is dan een verzameling partijen. Dat het een regering is — één regering, met één beleid en één doel: het welzijn van Suriname.President Simons moet nu laten zien dat zij deze coalitie tot een daadkrachtige eenheid kan smeden — vóór partijbelang het landsbelang overvleugelt.Vincent Roep