ECD-beleid moet kinderen betere kansen bieden en achterstanden verkleinen

door

Zeven procent van de 3- tot 4-jarige kinderen in Suriname loopt achter in hun fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling, terwijl 56 procent onvoldoende taal- en rekenvaardigheden heeft voor hun leeftijd. Uit onderzoek blijkt dat deze uitdagingen vooral groter zijn bij inheemsen en marrons in het binnenland van Suriname.
Om kinderen een betere toekomst te bieden, is gisteren het Nationaal Multisectoraal Early Childhood Development-beleid 2025-2035 ondertekend. Dit beleid richt zich op de ontwikkeling van kinderen vanaf de prenatale fase tot 8 jaar en wordt gedragen door vier hoofdministeries: Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (minOWC), Volksgezondheid, Sociale Zaken en Volkshuisvesting (Sozavo) en Justitie en Politie (Juspol).
Minister Henry Ori van minOWC benadrukte dat dit beleid een prioriteit moet krijgen. Volgens hem is er in het verleden weliswaar aandacht geweest voor vroegkinderlijke ontwikkeling, maar zijn er nog veel knelpunten in het Surinaamse systeem die dringend en deskundig moeten worden aangepakt. Hij wees erop dat er veel aandacht wordt besteed aan 2- tot 4-jarigen in het onderwijssysteem, maar niet aan kinderen van 0 tot 2 jaar.
“Als we kinderen van 0 tot 4 jaar willen voorbereiden op educatie, moeten we investeren in beleid. Dit biedt hen betere kansen op een succesvolle toekomst,” aldus minister Ori. Hij benadrukte verder dat samenwerking tussen de ministeries noodzakelijk is, omdat kinderontwikkeling een sector overschrijdend thema is.
Zo moet er volgens Ori in overleg met Sozavo – waaronder crèches vallen – een praktisch curriculum worden opgesteld voor kinderen van 0 tot 2 en 2 tot 4 jaar. Ook wees hij op de vroeg ontstane ongelijkheid:
“Niet elk kind kan naar preyskoro vanwege financiële beperkingen. Sommige ouders hebben wel de middelen, maar kiezen er niet voor. Hierdoor ontstaan er op vierjarige leeftijd al twee verschillende groepen. Ongelijkheid begint dus vroeg. Ons systeem moet zorgen voor gelijke kansen, en geld mag daarbij geen obstakel zijn,” aldus de minister.
Sozavo-minister Ines Pane benadrukte dat de regering met dit beleid een belangrijke stap zet voor de toekomst van kinderen. “Geen enkel kind mag achterblijven. Onderwijs en vroege ontwikkeling zijn geen privileges, maar basisrechten. Dit document is een belofte aan de kinderen van ons land. Armoede mag nooit betekenen dat een kind geen recht heeft op goed onderwijs of zorg.”
Ze onderstreepte dat sociaal beleid juist de meest kwetsbare kinderen moet ondersteunen, ongeacht waar zij wonen. “Elk kind verdient een eerlijke kans. Alleen door te investeren in kinderen kunnen we de vicieuze cirkel van armoede doorbreken. Een kind dat honger lijdt, kan zich niet optimaal ontwikkelen.
Daarom is samenwerking cruciaal om een gezonde omgeving te creëren. Op die manier bouwen we aan een weerbare en onafhankelijke generatie – geen generatie die afhankelijk blijft van sociale voorzieningen, maar één die zelfstandig in zijn eigen behoeften kan voorzien,” aldus Pane.
Minister Amar Ramadhin van Volksgezondheid onderstreepte het belang van gezondheid in de ontwikkeling van kinderen. “Kinderen hebben een goede gezondheid nodig om zich optimaal te ontwikkelen. Niet alleen goede voeding, ontspanning en liefde, maar ook bescherming tegen risico’s en tegenslagen.”Volgens Ramadhin draagt iedereen verantwoordelijkheid voor het bieden van een solide basis aan kinderen.
“Gezonde kinderen groeien op tot sterke volwassenen in de samenleving. Gezondheid betekent meer dan alleen de afwezigheid van ziekte; het omvat ook gezonde voeding, voldoende beweging, mentale welzijn en het leren omgaan met emoties. Vroege herkenning van gezondheidsproblemen en het tijdig inspelen hierop is essentieel,” benadrukte de minister.