De oorlog die splitsing bracht (3): ‘Sranan switi, maar dya wi e kisi wan ondersteuning’

De slachting van 39 mannen, vrouwen en kinderen op de plek Moiwana in het district Marowijne zette een aantal gebeurtenissen in gang. Eén daarvan was een massale leegloop van het district: het was immers oorlogsgrond. De moderne term zou zijn ground zero. Een groot deel van de mensen vluchtte naar Frans-Guyana. Maar elke exodus heeft een impact, zo ook die in 1986. “Sranan switi, maar dya wi e kisi wan ondersteuning”, klinkt Marie, die in het voormalige opvangkamp Acarouany woont met haar tien kinderen. Welke invloed heeft de exodus op Frans-Guyana en Albina gehad? Dit verhaal vormt de kern van deel drie van het vierdelige onderzoek ‘dossier Koni Dii’.
Tekst Euritha Tjan A Way en Audry Wajwakana

Beed Rossiano Toto en Audry Wajwakana
John Lie A Fo bladert door een kunstcatalogus waarin zijn werken voor verschillende Franse gebiedsdelen zijn verzameld. Zijn vingers blijven rusten op de pagina met het schilderij getiteld ‘Le cri du Maroni’, ofwel ‘De schreeuw van Maroni’. “Ik heb het gemaakt na de moorden in Moiwana. Ik kon mij niet voorstellen dat onze eigen Srananman elkaar zoiets zouden aandoen”, zegt hij licht geprikkeld. Op het achterterras van zijn huis – dat ook dienstdoet als eetruimte – legt hij zijn emoties bloot.

De kunstenaar woont in het stadsdeel Rémire-Montjoly, grenzend aan de Frans-Guyanese hoofdstad Cayenne. Hij heeft Suriname in 1983 verlaten. Zijn vrouw reed over de weg en werd als witte vrouw plotseling door enkele jongens aangevallen. “Milities die haar auto begonnen te schudden. Dan mi taki ‘enough is enough!”, zegt Lie A Fo. Voor hem was dat het teken om te vertrekken. “Zelfs in mijn land waar ik van houd, vond ik te erg wat er allemaal gebeurde. Maar ik wilde absoluut niet naar Europa.” Net als de mensen in Marowijne vertrok hij naar Frans-Guyana. Midden in de bosrijke omgeving in Montjoly bouwde hij met zijn gezin een nieuw leven op.

Bushinengé
Enkele kunstwerken van Lie A Fo sieren ook de campus van de Université de Guyane, waar professor Jean Moumoo doceert. Moumoo is een deskundige op het gebied van geschiedenis en antropologie van Afro-afstammende gemeenschappen, vooral de Bushinengé (marrons) in Frans-Guyana en Suriname. Hij heeft veel gepubliceerd over deze onderwerpen en herinnert zich hoe hij als kleine jongen in Papaichton, een dorp van de Aluku’s aan de linkeroever van de Lawarivier leefde tijdens de Binnenlandse Oorlog. “Ik zag hoe rijst en andere spullen in ons dorp werden gebracht. We dachten dat het van de Libische leider Gadaffi, kwam. Later zeiden ze Brunswijk. Maar toen ik ouder werd kwam ik erachter dat het van Unicef kwam, die hulp gaf aan de mensen van het gebied”, zegt Moumoo. Door de Binnenlandse Oorlog leverde het varen op de Marowijne- en de Lawarivier soms gevaar op, maar hulp kwam wel aan.

Moumoo ging in zijn tienerjaren in Saint Laurent wonen en werkte tussen 2003 en 2011 in dat gebied. Daar kwam hij in contact met vrienden zoals André Ajintoena, de trekker van de strijd voor gerechtigheid van de slachtoffers van Moiwana. “Vόόr de oorlog was alles echt prachtig geregeld in Albina. Veel Fransen gingen ook in Paramaribo naar de dokter. Nu is alles anders.”
Een economisch-, sociaal- en milieuontwikkelingsstudieproject dat Nikos, ‘NGO Instituut voor kaderontwikkeling en onderzoek in Suriname’, in 2007 in Albina deed zet op een rijtje hoe erg de impact van de Binnenlandse Oorlog was op Marowijne. Daaruit bleek dat ongeveer 28.000 mensen vluchtten uit het district. Van hen gingen 10.000 naar Frans-Guyana, onder wie naar schatting 8.500 marrons. Vierduizend tot 6.000 werden tijdelijk ondergebracht in vijf vluchtelingenkampen: Kamp A, Kamp B, PK 9, Charvein en Acarouany. De inheemse vluchtelingen werden niet in kampen ondergebracht, maar werden opgevangen in Franse inheemse dorpen, vaak bij familie.
Verblijfsperikelen
Van al de vluchtelingen hadden alleen zij die het Moiwana-bloedbad hadden overleefd een officiële vluchtelingenstatus. Later stond de burgemeester van Mana aan ongeveer 3.000 voormalige vluchtelingen toe legaal te blijven, door hen een ‘Carte du séjour’, een verblijfskaart te geven. De meeste van hen woonden niet in de kampen, maar hadden stukken land bezet. Een aantal vluchtelingen die naar Suriname was vertrokken, keerde later terug naar Frans-Guyana, maar er zijn geen duidelijke schattingen, meldt het onderzoek van Nikos.
Deze cijfers zijn koud, kil en spreken niet tot de verbeelding. Maar de reële situatie van de vluchtelingen in Frans-Guyana was tumultueus. Vooral omdat ze rond het einde van de Binnenlandse Oorlog toen er vrede was gesloten in 1992 met de harde hand werden ‘aangespoord’ te vertrekken. Een artikel in het NRC Handelsblad in Nederland van 19 januari 1993 illustreert dat. ‘Surinamers in Frans-Guyana bos ingevlucht’ kopt het artikel op pagina 2. Daaruit blijkt dat ruim achthonderd mensen het bos in waren gevlucht in Charvein. Ze hoopten dat dit zou maken dat ze niet terug …