De ontwikkeling en verwarring in de Okanisitongo, een kritische analyse

Okanisitongo, ook bekend als Ndyukatongo, is een rijke en levendige taal die wordt gesproken door het Okanisi-volk, een marronsamenleving die voornamelijk is geconcentreerd in Oost-Suriname, het Sarakreekgebied (Saakiiki) en in de districten Sipaliwini en Marowijne. Ondanks haar rijke geschiedenis en culturele waarde wordt de taal al geruime tijd geconfronteerd met obstakels die haar verdere ontwikkeling in de weg staan.
Tekst Andre Mosis, Carlo Velanti en Martha Aloewel

In dit artikel bespreken we de ontwikkeling van het Okanisitongo, belichten we het woongebied van het Okanisi-volk en gaan we in op de problematiek rondom de broodnodige aandacht die is vereist door de introductie van nieuwe woorden en begrippen. Daarnaast geven we een beknopte beschrijving van het ontstaan van de namen Ndyukatongo en Okanisitongo, voornamelijk gebaseerd op mondelinge overlevering.

“De toekomst van de Okanisitongo ligt in de handen van de Okanisi-samenleving zelf”

Algemene beschouwing van het ontstaan van de lingua franca Sranantongo en Okanisitongo
Toen rond 1650 Engelse kolonisten de eerste tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Suriname brachten, is het onwaarschijnlijk dat sommigen van hen onmiddellijk hun vrijheid zochten in het Surinaamse oerwoud. Wel is aannemelijk dat in die tijd de basis werd gelegd voor de huidige lingua franca, destijds bekend als Neger-Engels.
In dezelfde periode waarin deze contacttaal tussen de slaaf gemaakten en de blanken ontstond, was mogelijk ook het Ndyukatongo in ontwikkeling, gezien de overeenkomsten in vocabulaire. In de achttiende eeuw wisten meerdere dappere tot slaaf gemaakte Afrikanen te ontsnappen van de plantages.
Sommigen vestigden zich in het oosten van het Surinaamse binnenland, waar diverse kleine marrongroepen ontstonden. Deze mensen groepeerden zich geleidelijk en vormden een aanzienlijke marronsamenleving waarin hun Neger-Engels verder ontwikkelde, aangevuld met meer taaleigenschappen uit hun Afrikaanse achtergrond en elementen uit het Nederlands en Portugees Creools.
Deze taal, het Ndyukatongo/Okanisitongo (Aukaans), diende niet alleen als communicatiemiddel, maar ook als drager van culturele en spirituele tradities. Het Ndyukatongo/Okanisitongo heeft een sterke orale traditie, wat betekent dat de taal voornamelijk mondeling van generatie op generatie is doorgegeven. Dit heeft geleid tot een verscheidenheid aan dialecten en spreekwijzen binnen verschillende Okanisi-gemeenschappen.
Het Ndyukatongo/Okanisitongo is een levend monument van de creativiteit van het Okanisi-volk, dat erin slaagde zijn eigen identiteit te creëren in een vijandige omgeving. Sinds de introductie van het Afakaschrift door Da Afaka Atumisi rond 1910 beschikt het Okanisi-volk, als enige marrongemeenschap, over een eigen schrift. De marronhistoricus André Pakosie is de huidige Bukuman die de kennis van het Afakaschrift overdraagt aan anderen, onder meer in Nederland.
Ontstaan van de naam Ndyukatongo en Okanisitongo
Het ontstaan van de naam van deze taal roept vragen op, omdat ze zowel bekendstaat als Ndyukatongo en Okanisitongo. Dit zet ons, als schrijvers van dit beknopte artikel, aan het denken en brengt het klassieke kip-en-ei-verhaal naar voren: “Welke was er eerst?”
Een sluitend antwoord vereist grondig wetenschappelijk onderzoek, iets waar wij ons in dit artikel niet aan wagen. We willen ook niet het wiel opnieuw uitvinden, dus baseren we ons op bestaande bronnen om toch een beknopt antwoord op de vraag te geven.
Voor degenen die geïnteresseerd zijn in de etymologische herkomst van de woorden Ndyuka en Okanisi in Afrika, verwijzen we naar geschreven bronnen zoals het artikel ‘Etymologie, herkomst van het woord Ndyuka’ van Jerrel Kammeron.
Onze focus ligt op het ontstaan en de ontwikkeling van de eerste marrongemeenschap met een georganiseerd bestuursorgaan in Oost-Suriname en de taal die toen begon te ontstaan. Wat betreft de naam Ndyukatongo kunnen we aannemen dat deze afkomstig is van de groep tot slaaf gemaakte Afrikanen die zich rond 1690 uit het oude plantagegebied (omgeving Jodensavanne) en opnieuw rond 1712 (tijdens de Franse aanval) wisten te onttrekken aan de slavenarbeid op verschillende plantages. Uiteindelijk vestigden zij zich aan de Mama-Ndyuka-kiiki onder leiding van Afo Benkina en haar zoon Pambo, die tot de Otoo-lo behoorden.
Een stamnaam (Gaanlo-nen/Nasi-nen) wordt meestal ontleend aan de rivier of kreek waar de eerste groepsvorming en stabiliteit heeft plaatsgevonden. Voorbeelden hiervan zijn stamnamen, zoals Saamaka, Ndyuka, Kwinti en Pamaka. Dit suggereert dat de naam Ndyuka rechtstreeks van de vroege nederzetting in de Mama-Ndyuka-kiiki komt.

“Doordat iedereen de taal naar eigen inzicht schrijft, ontstaan er verschillende schrijfwijzen voor dezelfde woorden, wat de leesbaarheid en consistentie van de taal ondermijnt”

De naam ‘Aukaners’ (ook wel ‘Okanisi’ genoemd) is verbonden met de houtplantage Auka (Anca), die eigendom was van de Sefardisch-Joodse familie Samuel de la Parra. Deze plantage lag aan de bovenloop van de Surinamerivier. Rond 1749 vonden vredesonderhandelingen plaats met de marronstrijders in de regio Auka, gevolgd door de Tempatie-opstand in 1757. Dit resulteerde in de ondertekening van het vredesverdrag op 10 oktober 1760 in het marrondorp Bongodoti, waarbij de benaming ‘Bevreedigde bosnegers achter Auka’ schriftelijk werd vastgelegd.
De marrongroep, die al bekendstond als de …