De burgeroorlog die splitsing bracht: ‘Ik maakte me geen zorgen want ik kende Ronnie’

De brute moord op 39 mensen in Moiwana op 29 november 1986 heeft een schokeffect gehad op vooral de mensen in het Marowijnegebied. Het verhaal van de getroffen slachtoffers en hun families die een marronachtergrond hebben, is min of meer bekend. Maar hoe verging het de inheemsen in het gebied na de moorden en is het waar dat inheemsen speciaal getraind waren om de moorden te plegen op die ene tragische zaterdag? Het verhaal van de inheemsen staat centraal in dit eerste van een vierdelig onderzoekverhaal.
Tekst Euritha Tjan Way en Audry WajwakanaBeeld Audry Wajwakana en Rossiano Toto

Het is hotsen en botsen over het karrespoor dat eindelijk is opengestoten en een weg moet voorstellen. De auto kreunt en steunt onder de hobbels en kuilen. Maar Ferdinand Awatjale laat zijn humor er niet onder lijden. Deze reis biedt hem de mogelijkheid om na lange tijd weer naar zijn geboortedorp Bigiston te gaan.
Het is de laatste plek die nu te bereiken is vanuit Albina naar het zuiden. Daarvóór kon de auto komen tot Papatam. Recent zijn ook elektriciteitspalen aangebracht tot Bigiston. En hoe dichterbij de verkiezingen in Suriname op 25 mei 2025 naderen, hoe dichterbij de elektriciteit ook daadwerkelijk zal komen, is de algemene opvatting.
Eenmaal in Bigiston aan de rivier rust Awatjale’s blik op de imposante steen in het water met prehistorische rotstekeningen waaraan het dorp zijn naam ontleent. Het serene uitzicht over de Marowijnerivier staat in schril contrast met zijn herinneringen over de verwoestende Binnenlandse oorlog. Hij wijst naar een overwoekerd terrein waar eens koeien graasden die de hele omgeving van melk voorzagen. De inheemsen vluchtten voor de dreiging van de militairen en na het bloedbad in Moiwana zat de angst er goed in. “Bigiston is nooit meer geworden zoals het was”, verzucht Awatjale hoofdschuddend.

“Een man die we toen kenden als Konhatmi is toch gaan vissen. Hij werd gedood toen hij werd gesnapt. Den kot’ en futu dan den anga en na wan bon na Bigiston”
Ferdinand Awatjale
We zitten op een bank langs de rivier waar hij vertelt wat volgens hem is gebeurd in aanloop naar en net na de Moiwanatragedie. De inheemsen hadden zich vanaf 9 oktober voor het grootste deel teruggetrokken bij Portal, een eiland in de Marowijnerivier. Het Surinaamse leger had hen ook verboden om op de rivier te gaan.

Ferdinand Awatjale vertelt het verhaal van ‘Konhatmi’.“Een man die we toen kenden als Konhatmi is toch gaan vissen. Hij werd gedood toen hij werd gesnapt. “Den kot’ en futu dan den anga en na wan bon na Bigiston.” Dat zette kwaad bloed bij de inheemsen. Volgens hen was het Jungle Commando daarvoor verantwoordelijk. “Ik weet niet meer precies wanneer het is gebeurd, maar ik denk na Moiwana”, twijfelt hij.
Er zijn verschillende meldingen geweest in de media en in geschreven werken van bijvoorbeeld Ellen de Vries en pater Antonius ‘Toon’ te Dorsthorst, dat er inheemsen betrokken waren bij de moorden in Moiwana. Nergens is echter duidelijk wat de aanleiding is geweest om juist de inheemsen te trainen om die operatie uit te voeren. In haar boek ‘Suriname na de Binnenlandse Oorlog’ schrijft De Vries dat het Openbaar Ministerie getuigenissen heeft dat inheemsen bij het leger waren gaan klagen dat hun vrouwen verkracht en hun mannen gemarteld werden door leden van het Jungle Commando.
Spijt
Kapitein Ricardo Pané van Christiaankondre, een van de dorpen in Galibi aan de linkeroever van de Marowijnerivier, vertelt dat een van zijn neven betrokken was bij de moorden. Zittend op de veranda van zijn huis in Galibi, met uitzicht op het strand, zegt hij zacht: “Mijn neef is op zeer mysterieuze wijze gestorven. Zijn buik zwol op. Ze zijn er geen van allen meer die daaraan hebben meegedaan.” Pané zegt dat de animositeit tegen het Jungle Commando begon toen een visser wreed door deze groep werd vermoord in Bigiston. Awatjale echter kan de periode niet echt benoemen. Hij denkt eerder na de Moiwana-slachting.

De steen waaraan Bigiston zijn naam dankt.De verklaring van Pané komt wel overeen met de aanname dat de betrokken militairen deel uitmaakten van de elite Echo Compagnie, die naar verluidt in de Ayoko Kazerne zijn getraind om het gebied te zuiveren. Pater Te Dorsthorst vertelt dat hij bezoek kreeg van een van deze inheemse militairen nadat de Moiwanaslachting gepleegd was.
“Hij kwam zijn hart bij mij luchten. Hij behoorde tot een groep die speciaal daarvoor was opgeleid, maar had spijt en vertelde drugs te hebben gekregen om tot de daad over te gaan. Hij heeft geprobeerd om niet gericht op de mensen te schieten maar over hun hoofden heen”, klinkt het lugubere verslag. Volgens Pané had de toenmalige legerleider Desi Bouterse de jonge inheemsen van alles …