Column: Competitieve sportbeoefening

Sportverenigingen en nationale selecties van Suriname doen al jaren mee aan regionale en internationale meetmomenten. Echter is de oogst op de keper beschouwd, erg schraal. Hier en daar is er incidenteel een kampioenschap behaald, maar meer niet. Vroeger werd er zelfs geroepen dat het meedoen belangrijk is en dat het goed is om te participeren, want op die manier kan er ervaring worden opgedaan. Natuurlijk is het belangrijk om zoveel mogelijk meetmomenten te hebben, maar als er na dat meetmoment achterover wordt geleund tot het eerstvolgende toernooi, dan heeft dat ook totaal geen zin. Elke voorbereiding en deelname aan een toernooi kost immers handen vol geld en als ook nog blijkt dat de afvaardiging uitermate slecht gepresteerd heeft, dan is dat extra zuur. Sportbonden zullen moeten nagaan aan welke toernooien wel en niet meegedaan kan worden en daarna alles in het werk moeten stellen om die selecties zo goed mogelijk voor te bereiden.

Ik kan niet voldoende benadrukken dat deelname aan een regionale of internationale krachtmeting met amateurs, zinloos is als dat geschiedt met een uit de grond gestampte selectie die even een paar weken voor het toernooi een paar trainingen heeft afgewerkt. Het is weggegooid geld dat zeker anders besteed had kunnen worden. Bonden zitten vaak te gillen dat de overheid geen middelen ter beschikking stelt om de afvaardiging van selecties te vergemakkelijken. De gang van zaken noopt me echter op te merken dat besturen die niet in staat zijn om selecties in training te houden, de hand niet moeten ophouden voor het bedrijfsleven en de overheid. Sommige bonden slagen er zelfs in om zich het hele jaar door stil te houden en pas kort voor de start van een regionaal of internationaal meetmoment, de publiciteit op te zoeken. De besturen van die bonden doen er goed aan om hun eigen prestaties te evalueren en vast te stellen of zij daarmee in staat zijn om hun sporters te motiveren.
 Het is de hoogste tijd dat er hier te lande serieus wordt nagedacht over de plaats die we sport willen toekennen. Ook moet er van gedachten gewisseld worden over het aantal sporten dat we als land kunnen onderhouden en dan een plan van aanpak maken, zodat die overgebleven sporten optimaal ondersteund kunnen worden door alle actoren. We zijn als ontwikkelingsland niet in staat om zoveel sporten te onderhouden, dus zullen we een handjevol sporten moeten uitkiezen en die volledig ondersteunen, zodat die sporten competitief beoefend kunnen worden. Het is een ongelijke strijd als je als amateur die ook nog eens niet voldoende heeft getraind het tijdens een toernooi moet opnemen tegen sporters die of professionals zijn of wel al jaren in training zijn.

Het is jammer dat de betrokken coaches van de ‘gelegenheidsselecties’ voorafgaand aan de toernooien quasi hoopvol gestemd zijn, terwijl het bekend is dat er niet adequaat getraind is. Na terugkomst en verspilling van kostbare middelen, schijnen deze trainers te ontdekken dat ons niveau schromelijk tekortschiet. Het is de hoogste tijd dat we ophouden met het opvoeren van komedie en de schaarse middelen aanwenden voor takken van sport waarbij er wel een degelijk beleid gevoerd wordt, zodat die selecties zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden. Willen we een rol van betekenis gaan spelen in de regio en daarbuiten, dan moeten we ophouden met aanmodderen en het mes erin zetten, zodat de schaarse middelen optimaal benut kunnen worden.
Mireille Hoepel