Chinese irritatie

DE CHINESE AMBASSADE in Suriname is behoorlijk op de tenen getrapt door de verklaring die de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Marco Rubio, heeft uitgegeven na de verkiezing van Jennifer Geerlings-Simons tot president. Hij riep daarin op tot het beperken van de invloed van de Chinese Communistische Partij (CCP) in Suriname.

De toon van Rubio past helemaal in het straatje van de Verenigde Staten van vandaag, waar president Donald Trump met iedereen ruzie lijkt te zoeken en vooral zijn afkeer van de Chinezen keer op keer tentoonspreidt. Sedert het aantreden van Trump heeft hij de wereld onmiskenbaar duidelijk gemaakt dat alléén het Amerikaanse belang telt. Het is America first en dan pas de rest.

De toon van Rubio past helemaal in het straatje van de Verenigde Staten van vandaag, waar president Donald Trump met iedereen ruzie lijkt te zoeken

China en nog een paar andere landen komen daar pas veel verder achteraan. En wie zich daar niet naar wil schikken, kan op de duivelse toorn van de Amerikaanse president rekenen. Echter, China is daar niet gevoelig voor en slaat elke keer dat Trump met maatregelen komt, nog harder terug. Wat niet alleen de wereldeconomie raakt, maar ook vooral de Amerikaanse.

Die Chinees/Amerikaanse storm lijkt vooralsnog voor even wat te zijn bedaard, maar met zijn opmerkingen heeft Rubio in ieder geval de woede opgewekt van de diplomatieke vertegenwoordiging in Paramaribo. De Chinese ambassade bestempelt de door Rubio gebruikte woorden terecht als ‘Koude Oorlogsdenken’ en ‘ideologische vooringenomenheid’.

Washington wordt ervan beschuldigd verdeeldheid te willen zaaien tussen China en Suriname. “Dergelijke retoriek is een ernstig disrespect voor de Surinaamse regering en het Surinaamse volk.” Het in onduidelijk of dat aan Surinaamse kant ook zo wordt ervaren, maar echt tactvol was het niet. Dus de Chinese irritatie is begrijpelijk.

De bijna dwingende opmerking van Rubio was totaal ongepast en hoort zeker niet thuis in een boodschap die is bedoeld om Geerlings-Simons te feliciteren. De bewindsman, die eind maart dit jaar nog een flitsbezoek aan Suriname bracht, liet zich toen ook al weinig vleiend uit over de Chinese activiteiten in de Guyana’s.

Suriname is momenteel – ook door alle schulden die het in Beijing heeft – deels afhankelijk van China, dat bovendien tal van essentiële projecten uitvoert. Dus het Aziatische land de rug toekeren, zou erg onverantwoord zijn.

De Amerikanen hebben Suriname veel minder te bieden en zijn vooral geïnteresseerd in de olievoorraden die voor de kust liggen. Maar dat land te vriend houden als ‘goede buur’ is eveneens van essentieel belang. Al was het alleen maar vanwege de conflicten in de regio; in onder meer Haïti en Venezuela.

Het is nu aan de nieuwe regering van Geerlings-Simons om in deze gevoelige kwestie een gulden middenweg te vinden en beide landen tevreden te houden. Wat moet worden voorkomen, is dat Suriname een speelbal wordt van twee grootmachten. Het is in ieder geval een kwestie waar zij zeer bedachtzaam mee om moet gaan.