Buitenlandse belangen

MINISTER ALBERT RAMDIN van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking is, zoals bekend, op 10 maart gekozen tot secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). Hij mocht in de maanden daarvoor gewoon minister blijven en campagne voeren voor die functie, omdat zijn VHP-partijgenoot president Chandrikapersad Santokhi daar geen enkel bezwaar tegen had. In die maanden mocht hij ook op kosten van Suriname overal naar toe reizen, vooral om OAS-lidstaten ervan te overtuigen dat hij de beste keuze was.

Na zijn verkiezing zou je denken dat hij zijn focus weer volledig op Suriname zou richten om daar te helpen zaken in goede banen te leiden. Maar niets is minder waar. Terwijl hij nog steeds in functie is, lijkt hij van de aardbodem te zijn verdwenen. Alleen bij het flitsbezoek van zijn Amerikaanse ambtgenoot Marco Rubio – eind maart – aan het land (lees: Zanderij) trad hij weer voor even op de voorgrond. Maar dat was om alvast kennis te maken met zijn collega, dat kan in zijn aanstaande OAS-functie van pas komen. Immers, de Verenigde Staten zijn verreweg de grootste sponsor van de OAS.ADVERTISEMENT

Het is wrang dat Ramdin een vrijbrief had om ‘in de baas zijn tijd’ en op ‘s lands kosten zijn persoonlijke buit, namelijk de topbaan in Washington, binnen te slepen

Wat Ramdin, die nog tot eind mei gewoon op de loonlijst van Suriname staat, in de laatste maanden nog als buitenlandminister voor Suriname heeft betekend of nog zal kunnen betekenen, is heel vaag. Er was voorafgaand aan zijn verkiezing al veel kritiek op het feit dat hij mocht aanblijven en zijn tijd deels gebruikte om campagne te voeren op kosten van de staat. Dat heeft de staatskas volgens zijn zeggen SRD 1 miljoen gekost. Daar kan bij worden aangevoerd dat Suriname als land er ook baat bij heeft dat hij is verkozen.

Aan de andere kant heeft hij zich niet volledig kunnen inzetten voor de Surinaamse belangen. Dat gebeurde met instemming van Santokhi. Die wilde één van zijn weinige echte vertrouwelingen niet kwijt uit vrees dat dit zijn positie nog verder zou verzwakken. Surinaamse sporters kunnen regelmatig niet deelnemen aan wedstrijden in het buitenland omdat de overheid geen geld heeft. Daarom is het wrang dat Ramdin een vrijbrief had om ‘in de baas zijn tijd’ en op ‘s lands kosten zijn persoonlijke buit, namelijk de topbaan in Washington, binnen te slepen.

Wie zou denken dat hij zich na zijn verkiezing weer volledig in zou zetten voor Suriname – al was het alleen maar als dank voor de ondersteuning die hij heeft gekregen – vergist zich deerlijk. Sterker nog, het land blijkt nauwelijks meer voor hem te bestaan en zijn gangen zijn niet meer na te gaan. Hij heeft zelf toegegeven dat hij intensieve gesprekken met sleutelfiguren binnen en buiten de organisatie voert “om de samenwerking en effectiviteit van de OAS te versterken”.

De komende maanden zal hij het ook vooral druk hebben met zijn aanstaande baan, wat de vraag doet rijzen wie nu de buitenlandse belangen van Suriname in de wereld behartigt. Ramdin in ieder geval niet, hoewel zijn naam nog zeker tot eind mei op de loonlijst van de Surinaamse staat prijkt. Santokhi heeft niet de helderheid van geest gehad om een plaatsvervanger binnen zijn kabinet aan te wijzen, wat een zeer kwalijke zaak is. Het getuigt opnieuw van slecht bestuur, waar de samenleving de rekening voor moet betalen.