Binnenland blijft stiefkind

HET GAAT ER steeds meer op lijken dat opeenvolgende regeringen niet weten hoe ze de problemen in het binnenland moeten oplossen, terwijl al jaren bekend is wat de wortel daarvan is. Enerzijds gaat het om het voortdurend duperen van scholieren die geen onderwijs genieten door onverschilligheid van de overheid en anderzijds door problemen met water.
Is het geen overstroming van grote gebieden, waardoor mensen huis en haard verliezen, dan is het lage stand van het water in de rivieren, wat het watertransport erg bemoeilijkt. Problemen die voortdurend terugkeren en steeds rond dezelfde tijd. Waarom speelt de regering daar niet op in?

Het is zaak dat zowel het menselijke leed – de impact op de bevolking – als het (gebrek aan) beleid wordt aangekaart en dat de regering haar prioriteitenbeleid omgooit

Zes weken geleden  moesten de scholen landelijk – dus ook in het binnenland – opengaan na de grote vakantie. Terwijl in de rest van het land dat inderdaad is gebeurd, kunnen scholieren in een groot deel van het binnenland niet naar school. Het boottransport om leerkrachten naar hun standplaats te brengen, met hun voorraad goederen, waaronder levensmiddelen voor enkele maanden, is gestagneerd door de lage waterstand in de rivieren. De leerkrachten zijn wel per vliegtuig vervoerd, maar hun goederen en ook lesmateriaal voor de scholieren, zijn nog in Paramaribo.
Na vrijwel elke schoolvakantie is er een probleem om leerkrachten terug te brengen naar het binnenland, vaak omdat de vervoerders niet zijn betaald door de overheid voor eerder verleende diensten. Er spelen nog legio andere problemen rond het onderwijs in het achterland, zoals tekort aan leerkrachten. Nogmaals, zaken waar het ministerie tijdig in had kunnen voorzien.
Een ander, algemeen probleem, is de aanvoer van goederen uit Paramaribo naar het binnenland, waaronder eerste levensbehoeften, zoals voeding. Door de lage rivierstand durven veel bootslieden niet te varen. Zij die het erop wagen, kunnen veel minder vracht vervoeren. Hierdoor is er nu al sprake van schaarste, waardoor winkeliers de prijzen sterk opdrijven.
Normaliter is het binnenland al veel duurder dan de ‘stad’, maar door de problemen van de bootslieden, waardoor de aanvoer stagneert, is het leven in het achterland extra duurder geworden. Het is de taak van de regering ervoor te zorgen dat de mensen in hun minimale behoeften kunnen voorzien.
Jerry Slijngard, coördinator van het Nationaal Coördinatiecentrum voor Rampenbeheersing (NCCR), is op de hoogte van de situatie, maar moet eerst precies weten waar behoefte aan is om te kunnen helpen. Immers, het gaat om geld en daarvoor is men van de regering afhankelijk. Eén van de zaken die nijpend is, is het tekort aan drinkwater. Slijngard pleit daarom voor onderzoek naar waterbronnen en het aanleggen van waterzuiveringsinstallaties.
Het is zaak dat zowel het menselijke leed – de impact op de bevolking – als het (gebrek aan) beleid wordt aangekaart en dat de regering haar prioriteitenbeleid omgooit. Ze moet ervan doordrongen zijn dat klimaatverandering in Suriname geen ver-van-mijn-bedshow meer is. “We hebben dringend beleid nodig wanneer het aankomt op het vinden van structurele maatregelen voor rampen. We kunnen als organisatie niet reactionair blijven reageren. Maar jammer genoeg maakt NCCR geen beleid”, is Slijngards noodkreet.