Benadering van het vraagstuk: Tijdelijke combinatie lid DNA en presidentschap!

In algemene zin moet inderdaad om een sterk rechtssysteem te bereiken o.a. als beleidsuitgangspunt gelden de invoering en modernisering van wetgeving en versterking van de democratische processen, zeker constitutionele regelgeving als ontbrekende organieke wetten.In het kader van ons 50 jarig staatkundige onafhankelijkheid is het gewenst om eindelijk duidelijkheid te brengen in de vigerende grondwet met betrekking tot haar staatsrechtelijke grondslag van gemengd stelsel, hetgeen betekent deels parlementair en deels presidentieel.Zolang er geen voorkeur wordt uitgesproken voor één van de bovengenoemde stelsels zullen wij blijven compareren over toepassingen van sommige bepalingen, waarbij wij er niet van mogen uitgaan dat wetsartikelen per vergissing in onze grondwet zijn opgenomen.In tegenstelling tot de grondwet van 1975 kan er primair geen motie van wantrouwen ingevolge artikel 74 lid a van de huidige grondwet worden ingediend tegen de president of vicepresident. De strekking van het artikel is om met 26 leden de president als de vicepresident met een gewone meerderheid af te zetten. De redenering met in onderling verband betrekken van artikel 91 met artikel 74 is n.d.z.m. onjuist.Bij het parlementair stelsel was de beslissing (motie) van de stemming 27 voor en 14 tegen voldoende om de president (minister-president) naar huis te sturen. Dit brengt de verwarring bij het beschouwen van deze bepalingen.Het dualisme Bovendien moet artikel 74 lid a in samenhang met artikel 83 lid 3 worden gelezen en toegepast. Het is een presidentiële en parlementaire mengelmoes geworden, vandaar die verwarring. Bij het toepassen van art. 74 (26 leden) moeten tegelijkertijd (art. 83) 34 leden beschikbaar zijn om een nieuwe president te kunnen kiezen.                      De ware toedracht van 1999 was geen juridische maar een politieke. De politiek was niet bereid (met name de gememoreerde namen van Venetiaan en Rodgers) mee te werken om de twee derde meerderheid in DNA te verkrijgen om zodoende de toen genoemde kandidaten t.w. Eddy Jharap als president en André Telting als vicepresident te kiezen. De politiek was niet bereid, met name Venetiaan, om de politieke macht over te dragen aan het bedrijfsleven (de gestructureerde samenwerkende actiegroep). Dit is de geschiedenis. Met een voorstel van de toenmalige president Jules Albert Wijdenbosch, die een kenner en een echte politicus was, is het probleem opgelost.De actuele situatie is eenvoudig. Door de incompatibiliteitsbepaling in artikel 94 van de grondwet wordt, na het lidmaatschap van DNA te hebben aanvaard en nadat tot toelating is overgegaan, het president- of vicepresidentschap van rechtswege (automatisch) beëindigd. Door deze wilsuiting heeft de bepaling in artikel 91 van de grondwet geen rechtsgevolgen meer op deze functionarissen; zo simpel is het.Aangezien het staatsrecht het meest flexibele deel van het rechtssysteem is, zal middels interpretaties naar de bedoeling van de wetgever, worden gezocht tenzij het zonder inspanning mogelijk wordt.Goed voor Suriname dat het openbaar bestuur in toenemende mate onderwerp van publieke en politieke discussie geworden is.Hugo, ik hoop niet dat je als staatsrechtsgeleerde deze reactie onprettig vindt.Eugène van der San