Dat de Boeroe-gemeenschap in Suriname op 20 juni kan herdenken dat haar voorouders in 1845 de onzekere stap namen zich in het onbekende Suriname te vestigen, hebben zij vooral te danken aan de hervormde predikant Arend van den Brandhof. Die nam het initiatief voor de emigratie, die oorspronkelijk bekend stond als de ‘Europeesche Colonisatie’. Het liep in eerste instantie uit op een debacle dat mensenlevens eiste en de Nederlandse staat heel veel geld kostte. En dat ervoor zorgde dat Van den Brandhof in feite werd verguisd en bijna is vergeten.
Tekst Armand Snijders
Beeld KIT & De Gelderlander
De in februari 1796 geboren Van den Brandhof studeerde godgeleerdheid in Utrecht en later letteren aan het atheneum van Franeker. In zijn leven als predikant baarde hij weinig opzien, waardoor hij enigszins buiten de boot viel. Hij diende slechts twee kleine kerkgemeenten en had nauwelijks bestuurlijke functies. En toch had hij ambities om nog eens wat anders te gaan doen.
“Het was veel gemakkelijker om Van den Brandhof de Zwarte Piet volledig in de schoenen te schuiven”
Rond 1840 had hij het plan opgevat om als predikant naar Suriname te gaan,maar die wens ging in rook op omdat er geen vacante plaats in de kolonie was. Vanaf dat moment begon hij met de voorbereiding voor een kolonisatieproject.
In die dagen was het economisch slecht gesteld met Nederland en een grote landbouwcrisis trof ook vele gezinnen in de omgeving van Elst, waar hij woonde en werkte. Er was sprake van dalende opbrengsten en lage lonen bij de arbeiders en daggelders. Hij hoorde veelvuldig over de eerste signalen van armoede toen hij in de kleine dorpskerken preekte.
Armenzorg ontlasten
Van den Brandhof volgde de ontwikkelingen over Suriname daarom op de voet en het kolonisatieplan begon vorm te krijgen. Hij nam waarschijnlijk het kolonisatieproject ‘Zoar’ van William Penn in het Amerikaanse Pennsylvania als voorbeeld voor zijn ideeën en kreeg daarbij steun van onder anderen zijn studievriend Jan Betting. Uiteindelijk werd zijn voorstel omarmd door de minister van Koloniën. Ook koning Willem II bleek een voorstander. Dat was vooral gemakzucht: immers, emigratie zou de armenzorg ontlasten.
Het project werd ‘Proefbedrijf voor landbouwers’ genoemd en het welslagen van deze onderneming was van groot economisch belang. Want na de op handen zijnde afschaffing van de slavernij moesten er voldoende vrijwillige arbeidskrachten zijn om het werk van de slaven voort te zetten. Zonder veldarbeiders was het niet denkbeeldig dat de wankele economie van Suriname zou instorten. Dus verse krachten in de vorm van – veelal laaggeschoolde – arbeiders van het arme platteland waren van harte welkom. In 1845 was het eindelijk zo ver.
Het ‘verkeerde’ geloof
De barre winter van 1844-1845 had er voor gezorgd dat veel deelnemers een slechte conditie hadden aan de vooravond van de grote oversteek, die in mei van dat jaar begon met vier schepen met ruim 380 mensen aan boord, onder wie zeker 220 immigranten. Over de selectie van de kolonisten was wel het één en ander te doen geweest, omdat Van den Brandhof onder anderen een timmerman had geweigerd omdat die het ‘verkeerde’ geloof had.
Betting was al eerder als kwartiermaker naar Suriname vertrokken om een gunstige plaats uit te zoeken. Het oog viel op de verlaten militaire post Groningen aan de Saramaccarivier. Daarvoor had het koloniale bestuur toestemming gegeven. Dus niets stond de verwachte succesvolle komst van de nieuwkomers meer in de weg. Maar na een gunstige zeereis van zes weken leek, na aankomst, vervolgens alles tegen te zitten.
Dodelijke ziektes
De stoomboot die de vermoeide immigranten naar post Groningen zou brengen, bleek ergens anders voor nodig te zijn: de aftredende gouverneur had deze geconfisqueerd voor eigen gebruik, ondanks de toezegging aan het kolonisatieproject. Omdat de vier schepen vervolgens te lang onder de hete tropenzon bleven ronddobberen, raakten veel kolonisten besmet met een bacterie. Als gevolg daarvan overleden er binnen enkele weken tientallen mensen aan dodelijke ziektes.
De toezeggingen van Den Haag en Paramaribo zijn weinig of in het geheel niet nagekomen. De verlaten militaire post zou in gereedheid worden gebracht als plantage, maar dat bleek niet het geval. Bovendien trad de rivier bij hoog water frequent buiten haar oevers, wat tot een zeer ongunstige leefomgeving leidde. Er waren voorts te weinig woningen en er was nog geen veestapel (kippen en koeien).
Geen zakelijk landbouwkundig plan
Tot overmaat van ramp verloor Van den Brandhof in het eerste jaar zijn vrouw Anna en een zoon, één van zijn acht kinderen. Of dat zijn enthousiasme over het project heeft getemperd, is niet bekend. Wel is duidelijk dat hij nauwelijks de leiding gaf die hij uit hoofde van zijn functie had moeten geven. Er bleek ook geen zakelijk landbouwkundig plan te zijn. Er was geen korte- en ook geen …
- Nieuwe dageraad voor Suriname..
- Cedric veroordeeld voor uitvoer 322 gram cocaïne in zuurgoe…..
- Van 4 naar 40 miljard: Leiderschap als motor voor Surinames…..
- Arbeidsinspecteurs getraind in handhaving Wet Werkvergunnin…..
- e-Gov geeft verklaring over verkiezingsdashboard..
- Vertrouwen..
- No Name stunt tegen Kampoe 2..
- 72-jarige vrouw komt om het leven bij brand in woning aan A…..
- KPS roept eigenaren geparkeerde trucks op berm Willem Campa…..
- Santokhi bood presidentschap aan Rusland en Brunswijk..
- Parmessar: Controle processen-verbaal verloopt veel te traa…..
- Oproep..
- 72-jarige bedlegerige vrouw omgekomen bij woningbrand..
- Niets dan lof voor afzwaaiende Bibis-minister Ramdin..
- Japan doneert 200 boeken aan Surinaams Diplomaten Instituut..
- Kluis met waardevolle bezittingen buitgemaakt bij overval o…..
- DE ONDERHANDELINGSTAFEL..
- Quick Response Team West operationeel..
- Na 50 jaar hanengevecht zorgzaam omgaan met Mama Sranan..
- OAS-missie signaleert tekortkomingen bij verkiezingen in Su…..
- Vrouw vervangt echte sieraden met nepexemplaren: twaalf maa…..