Al sinds 2010 felle kritiek op hoge directiesalarissen

Politieke ophef over buitensporige toplonen bij parastatale bedrijven laait weer op  

De discussie over de hoge salarissen van directeuren bij Surinaamse parastatale bedrijven speelt al geruime tijd en laait nu opnieuw op. Al in 2010 wezen critici op de scheve verhoudingen. Vakbondsman Michael Miskin stelde toen dat de vergoeding van een minister idealiter twee keer het salaris van een directeur van een parastataal bedrijf zou moeten bedragen. Destijds waren ministersalarissen gekoppeld aan die van departementsdirecteuren, maar Miskin pleitte ervoor om juist de royale salarissen bij parastatalen als maatstaf te nemen. 

Ook in politieke kringen groeide het ongemak. Zo klaagde oppositieleider Chan Santokhi in 2016 dat het parlement maar geen aanvang maakte met de discussie over de beloning reeks voor topposities bij parastatale. Hij waarschuwde dat Suriname niet opnieuw dezelfde fouten moest begaan als in het verleden en drong aan op duidelijke richtlijnen voor deze salarissen.

Politici hekelen buitensporige salarissen

Uit gelekte gegevens in 2016 werd de omvang van de toplonen bij staatsbedrijven duidelijk. Assembleelid Asiskumar Gajadien onthulde dat directieleden van parastatale ondernemingen maandelijks in totaal honderdduizenden SRD aan salaris, privileges en emolumenten opstreken. Enkele voorbeelden sprongen in het oog: de directeur van Energie Bedrijven Suriname (EBS) verdiende SRD 35.000 per maand voor 18 maanden per jaar, de directeur van de Surinaamsche Waterleiding Maatschappij (SWM) SRD 25.000 voor 15 maanden, Grassalco’s directeur SRD 21.960 voor 16 maanden, en als absolute uitschieter ontving de algemeen directeur van Staatsolie SRD 110.000 per maand, uitbetaald over 24 maanden per jaar. Ter vergelijking: een minister verdiende in die periode bruto ongeveer SRD 18.088 per maand – het verschil is dus gigantisch. Dit zijn cijfers uit 2016.

Gajadien benadrukte dat deze gelden in crisistijd beter elders ingezet hadden kunnen worden. Hij hekelde dat de coalitie van toen (de NDP-regering onder president Desi Bouterse) de kwestie in de doofpot leek te stoppen, ondanks eerdere beloften om de salarissen openbaar te bespreken.

Ook vanuit de regering-Bouterse zelf kwam er kritiek op de exorbitante beloningen. President Bouterse kondigde in april 2016 aan dat er wetgeving in de maak was om een einde te maken aan “dubbele salarissen” voor hooggeplaatsten en aan het toekennen van 15 tot 25 maandsalarissen per jaar bij parastatale bedrijven. Hij noemde de beloningsstructuur bij deze overheidsbedrijven onacceptabel en wilde de groeiende discrepantie tussen salarissen bij de overheid en parastatalen stoppen. Parlementsvoorzitter Jennifer Geerlings-Simons (NDP) bevestigde in 2018 dat er gewerkt werd aan een geïntegreerde oplossing voor de salarissen van politici, topambtenaren én directies van parastatalen. Ze stelde dat verouderde toelages zouden worden gemoderniseerd om tot een beter kader te komen. In dat kader diende de regering een wetsvoorstel in om de salarissen van president, vicepresident en ministers voorlopig te bevriezen. (Zo werd toen het maandinkomen van de president vastgesteld op SRD 36.176, de vicepresident op SRD 31.654 en een minister op SRD 18.088 in 2016.) Echte wettelijke plafonds voor de parastatale topinkomens kwamen er echter vooralsnog niet, ondanks de maatschappelijke verontwaardiging.

Recente onthullingen en politieke reacties

Toch is de discussie in 2024 weer in alle hevigheid opgelaaid door nieuwe onthullingen. In juli 2024 kwam via de media naar buiten dat de technisch directeur van de noodlijdende EBS, Marcel Eijndhoven, een maandsalaris van SRD 240.000 toucheert (tegenwaarde circa US$ 6.500) – exclusief een waslijst aan emolumenten. Zo heeft hij recht op bonussen als extra vakantiegeld (vier maanden salaris per jaar in totaal), een 13e maand plus een gratificatie van drie maanden salaris, royale onkostenvergoedingen en eersteklas medische voorzieningen op staatskosten. Deze contractvoorwaarden – bekrachtigd terwijl de EBS verlies draait en door de staat ondersteund moet worden – leidden tot felle verontwaardiging in de samenleving.

Oppositieleider Rabin Parmessar (NDP), zelf oud-directeur van EBS, mengde zich in het debat en merkte op dat de EBS niet de enige is: vermoedelijk betalen andere parastatalen nóg hogere directielonen. Parmessar onthulde dat in zijn eigen tijd als EBS-topman zijn salaris publiek bekend was (SRD 35.000 per maand) en riep op tot openheid over wat de huidige bestuurders verdienen en op basis waarvan. Volgens Parmessar moet transparantie centraal staan: “Het volk moet weten hoeveel de huidige managers verdienen.” Hoewel hij begrip heeft voor hoge lonen om topkaders in het land te houden, vindt hij dat toekenning van zulke beloningen op een transparante en verantwoorde wijze moet gebeuren. De oproep klonk om breder te kijken dan alleen EBS – ook staatsoliebedrijf Staatsolie en andere bedrijven moeten in de vergelijking betrokken worden. Daarmee erkent zelfs de oppositie de noodzaak van een bredere discussie, al verschilt men van mening over de oplossing: plafonnering versus beloning naar prestatie.

Financieel expert: structureel beleid blijft uit

Financiële experts signaleren dat het probleem dieper geworteld is in het ontbreken van een duidelijke beleidsvisie. Richard Kalloe, voormalig minister en analist, stelt dat Suriname al decennialang geen samenhangend inkomensbeleid of loonbeleid heeft, waardoor extreme beloningsverschillen ongehinderd zijn gegroeid. Hij wijst erop dat het gebrek aan regels en transparantie heeft geleid tot excessen in de beloning van het management bij bedrijven als Staatsolie en EBS. Ook anderen benadrukken principes van ‘good governance’: zonder wettelijke maxima of openbaarmaking blijven de grote discrepanties bestaan en worden belastinggelden mogelijk ondoelmatig besteed. De maatschappelijke roep om een Surinaamse variant van de Balkenende-norm – een salarisplafond gekoppeld aan het ministersalaris – klinkt dan ook steeds luider. Toch ontbreekt tot op heden een wettelijke beperking.

Resultaat tot heden: Ondanks jarenlange kritiek en talrijke politieke uitspraken is een definitieve oplossing nog niet bereikt. Eerdere regeringen hebben wel maatregelen genomen om de eigen salarissen te reguleren – zo zijn de vergoedingen van president, vicepresident en ministers recent opnieuw vastgesteld en verhoogd om op een realistischer niveau te komen maar de kloof met de topinkomens bij staatsbedrijven blijft aanzienlijk. Een wet die de salarissen van parastatale directeuren maximeert of hun contractvoorwaarden aan banden legt, is (nog) niet van kracht. De regering-Santokhi had wel stappen gezet, zoals het verplicht uitbetalen in SRD en het instellen van een Loonraad, maar concrete resultaten laten op zich wachten. 

In de praktijk verdienen sommige parastatale directeuren anno 2024 nog steeds een veelvoud van het ministersalaris – een situatie die door zowel coalitie als oppositie als scheef en onhoudbaar wordt gekenschetst. Het laatste woord hierover is duidelijk nog niet gesproken, en de druk vanuit samenleving en financieel experts om paal en perk te stellen aan de toplonen blijft toenemen.