Advocaat vraagt rechter om gedeeltelijke vernietiging van de beschuldiging tegen Bordo

Advocaat Irwin Kanhai heeft rechter Maureen Dayala verzocht om de beschuldiging die het Openbaar Ministerie (OM) tegen Joël ‘Bordo’ Martinus heeft ingediend onder feit II, namelijk voorbereidingshandelingen zoals bepaald in artikel 12 van de Wet Verdovende Middelen (WVM), partieel nietig te verklaren. Dit betekent dat een deel van de beschuldiging niet moet worden meegenomen in het eindoordeel van de rechter.
Kanhai wees erop dat sommige delicten op zichzelf al een strafbaarstelling inhouden. Een voorbeeld hiervan is de voorbereiding van samenspanning, wat niet denkbaar is, aangezien samenspanning zelf al een strafbaar feit is in de voorfase. Hij ziet nergens in de tenlastelegging dat een daad van uitvoering op een voorbereiding is gevolgd, zoals artikel 12 van de WVM voorschrijft.
In de beschuldiging is juist artikel 11 van de WVM toegepast, dat een strafbepaling weergeeft, terwijl artikel 12 de voorbereidingshandelingen noemt. “Er is daarom sprake van obscuur libel” (innerlijke tegenstrijdigheden in een beschuldiging van het OM), stelde de advocaat. Daarom moet er volgens hem een gedeeltelijke vrijspraak volgen, aangezien nergens uit blijkt dat er sprake was van samenspanning zoals artikel 12 lid 2 WVM dat vereist.
Overname strafeisDaarnaast verzocht Kanhai om de strafeis van de officier van justitie, die vrijspraak heeft gevraagd voor deelname aan een criminele organisatie en begunstiging, over te nemen.
Ten aanzien van de invoer van cocaïne en de bedreiging somde de raadsman een aantal bewijsmiddelen op, waaruit hij concludeerde dat deze niet als wettig bewijs konden dienen. Uit het strafdossier en het requisitoir is nergens een scheikundig rapport naar voren gekomen. Het enige bewijs is een verklaring van medeverdachte Gau Gau, die aangaf jutezakken te hebben gezien waarin kennelijk cocaïne zat.
“En dat is onzin,” stelde de advocaat, omdat Gau Gau geen deskundige is. Hij heeft slechts een vermoeden. De wetgever stelt in de WVM dat een deskundige moet vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van drugs, en dat is in dit geval niet gebeurd.
Het enige bewijs is de verklaring van Gau Gau, waarmee niet wordt voldaan aan het bewijsminimum (er moeten minimaal twee bewijsmiddelen zijn). De advocaat verzocht de rechter om zowel Bordo als Jongaman, die hij eveneens juridisch bijstaat, vrij te spreken van alle feiten.
In deze zaak zitten ook de twee broers Phoelie en Gau Gau vast. Vanwege de afwezigheid van hun advocaten stelde de rechter de zaak uit tot 12 maart, wanneer de pleidooien zullen worden gehouden en in de zaak van Bordo en Jongaman de repliek zal volgen.
CocaïneDeze zaak draait om 450 kg cocaïne die per vliegtuig in Marowijne werd gedropt, waarna het vliegtuig werd begraven. Bordo wordt verdacht van betrokkenheid bij deze drugssmokkel. Ook wordt hij in verband gebracht met de verdwijning van Ramrag Ramnauth, die vermoedelijk de graafmachine bediende waarmee de kuil werd gegraven om het vliegtuig te begraven. Het OM houdt er rekening mee dat Ramnauth vermoedelijk om het leven is gebracht.
De broers Phoelie worden beschuldigd van het verbergen, vernietigen of verwijderen van bewijsmateriaal. Zij werkten samen met Ramnauth als vrachtwagenchauffeurs. In een verhoor verklaarden zij dat Bordo en Jongaman, alias “Keppie” Gilbert, aanwezig waren op de locatie waar het vliegtuig werd begraven en daarbij de leiding hadden, terwijl Gau Gau met een wapen toezicht hield en hen met de dood bedreigde.
De officier van justitie heeft voor de betrokkenheid van Bordo een gevangenisstraf van 13 jaar geëist en een geldboete van SRD 90.000, te vervangen door acht maanden hechtenis. Tegen Keppie en Gau Gau werd zes jaar gevangenisstraf geëist, plus een boete van SRD 60.000, te vervangen door vijf maanden hechtenis.
De twee broers Phoelie, die inmiddels in vrijheid zijn gesteld, hoorden een strafeis van 20 weken gevangenisstraf, waarvan vijf weken voorwaardelijk met aftrek.